In de jaren zestig schoten, toen in West-Europa de industrie haar hoogste tijd leek te hebben gehad, de musea van industrie en arbeid uit de grond: van textiel tot mijnen, de visserij en zelfs de hoogovens – al blijven die voorlopig nog gewoon draaien – ze kregen allemaal hun eigen museum. nY#53 demonstreren we dat het vraagstuk van ‘het museum van de arbeid’, nog altijd actueel is, maar rekken we de verbeelding van wat dit zou moeten zijn flink op. Dat doen we zowel op utopische wijze, door de literaire verbeeldingskracht aan het werk te zetten en ons de denkbeeldige musea van de industrieën van de toekomst te schenken, als door een kritische blik te werpen op de bestaande musea en de manieren waarop zij ons voorstellingsvermogen sturen. Hoe wordt arbeid in deze musea sociaal-economisch gekaderd? Is er een museum mogelijk van werkelijk vrije, niet-vervreemde arbeid? Of een museum zonder objecten, zoals het postkoloniale museum van Françoise Vergès, dat helemaal van onderop wordt ingericht en vormgegeven? En hoe zou een museum van levende praktijken eruit kunnen zien? Een museum dat niet cureert?


In dit nummer:

12.02.24
Introductie museum van de arbeid