Willy Roggeman werkt al heel zijn leven lang aan een oeuvre waarvan de delen onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Door zijn veelzijdigheid en eruditie neemt hij in de Nederlandse literatuur een geheel eigen plaats in. Hij is ook een zeldzaam consequent schrijver die nooit enige concessie heeft willen doen. In 1954 maakte Willy Roggeman zijn tijdschriftdebuut met een gedichtencyclus waarin Louis Paul Boon de opvolger van Paul van Ostaijen ontwaarde. Bekroningen met onder meer de Dirk Martensprijs, de Leo J. Krynprijs, de Arkprijs van het Vrije Woord (geweigerd) en de Staatsprijs voor essay en kritiek zouden volgen. Roggeman is de godfather van het naoorlogse Vlaamse modernisme. Hij is ook een van de meest invloedrijke én minst bekende auteurs, al was het maar omdat het merendeel van zijn omvangrijke oeuvre nooit in de openbaarheid is gekomen. Eindelijk wordt nu zijn volledige poëzie – twaalf bundels, gemaakt over een periode van vijftig jaar – voor het voetlicht gebracht. Roggeman heeft zijn leven aan de literatuur gewijd. Deze farao metselt de laatste steen van de piramide zelf dicht.