niets van dit alles vormt enige belasting
niet mijn bekken en spieren geen bindweefsel
niet de zenuwen die beklemd zijn
niet het vlees en de handen die schrijven
ik sluit mijn ogen zoals ik doe wanneer ik ga slapen
vingers drukken zachtjes op sacrale wervels
er doemt een taal op die woordeloos is
ze rekt zich uit tot ik niet meer om haar heen kan
behoedzaam tast ik haar af
een zandvlakte strekt zich uit tot aan de horizon
ik leg mijn hand op het zand
plaats mijn andere hand op mijn hart
boven de vlakte ademt de lucht uit en trilt
mijn eigen ademhaling daalt af naar mijn buik
een windvlaag legt me languit op de grond
zandkorrels schuren oude huid af
rond mij ligt een pijnlichaam in huidschilfers
mijn bekken zakt langzaam weg in de aarde
daarna mijn schouders en kuiten mijn hielen
mijn achterhoofd wordt zwaarder
ik droom over een lichaam dat naar huis fietst