Trans*: introductie

Zoals wel vaker is een utopische impuls de aanleiding tot een nummer. In haar essay over de film So Pretty van Jessie Jeffrey Dunn Rovinelli, schrijft McKenzie Wark:

“It’s not the usual trans film, though, as most of those seem not to break too much with what one might now have to call cis-cinema. Trans films still tend to be fascinated with transition itself. That’s not of much interest here. The trans characters simply are. Their world simply is. Rovinelli asks what trans films usually don’t: What if what had to transition was the world? It’s a pretty image, delicately colored, of a little world as what could be.[1]

Het wereldse geweld van ordening en afsluiting laat die impuls echter meteen in zijn staart bijten: een thematisch nummer maken over trans*[2] esthetiek riskeert trans*heid meteen als iets aparts te signaleren, als iets wat niet simpelweg kan zijn; hoe stel je ‘gewoon’ een special issue samen? Dat is de val van de westerse (gender)identiteit waarin we ons altijd al bevinden: de reductie van veelzijdige stemmen tot slechts de uiting van een categorie.

We willen hier dan ook niet een terrein van trans* literatuur uittekenen en afgrenzen, noch willen we trans*heid mobiliseren als een embleem van antinormativiteit. Veeleer willen we losmaken, doen bewegen en mogelijkheden creëren voor zovelen die door in stand gehouden schaarste moeten voelen dat hun leven onmogelijk is. Dat is een andere utopische impuls. T. Fleischmann schrijft in hun essay Time Is the Thing a Body Moves Through (2019) over ‘the many-handed hunger of transsexuality’, over ‘unfixed’ zijn van narrativiteit, over het verlangen hun gender en seks ‘uninscribed’ te laten, en over hoe in een context van ge- weld en dood niettemin te leven in openheid tot de vele manieren waarop vrienden, geliefden, ruimtes en kunst je kunnen (aan)raken en veranderen: ‘that we are making something by joining together’.

nY#49: Trans* is een onderzoek naar trans*heid en trans*gender esthetiek. Daarin beschouwen we trans*heid niet als een eenduidige identiteit met een vastomlijnde vorm of eindbestemming, maar als een verlangende beweging en een veranderlijke zijnswijze. Het Latijnse prefix ‘trans’ duidt niet alleen een beweging ‘naar’ of ‘voorbij’ aan, maar ook een beweging ‘door’. Trans*en, of de verlangende beweging om anderszins te zijn, heeft vaak maar weinig van doen met voltooiing. Een transformatie is vol van zichzelf, en hoeft niet op een eindbestemming tot stilstand te komen.

Het is daarom dat we met dit nummer trans* esthetiek en trans*ende bewegingen in kaart willen brengen die verschillen van de standaard trans*-mémoire, waarin transitie voorgesteld wordt als een lineair en afgesloten verhaal. We stelden trans*gender- en hiermee geëngageerde schrijvers, makers en denkers de vraag welke vormen trans* esthetiek in de taal en de kunst zou kunnen aannemen en wat het transformatieve potentieel hiervan kan zijn: utopisch, maar ook  opstandig, tegendraads, weigerend, grillig, twijfelmoedig.

Transitie is zelden zo helder uitgestippeld en traceerbaar als mainstream, gemedicaliseerde ‘born this way’ narratieven rondom trans*heid het voorstellen. In plaats van een definitieve sprong van het ene naar het andere gender, gaat de realiteit van veel gender-non-conforme mensen meer over een continu aftasten, bevragen en oprakelen; over het volgen van verschillende stromen. Hedendaagse trans* schrijvers zoeken dan ook naar alternatieve, non-lineaire verhaalvormen. Valentijn Hoogenkamp, die een kort verhaal bijdroeg aan dit nummer, noemt zijn pas verschenen essay Antiboy een ‘coming of gender’ boek, en zei ons daarover:

“Net zoals ik mezelf niet herken in de spiegel herken ik mezelf ook niet altijd in mijn geheugen. Mijn vage en onbetrouwbare herinneringen beschouw ik dan ook niet als de beste leidraad voor het uitvogelen van mijn genderidentiteit. Coming of gender is voor mij het verslag van het losraken van wie ik dacht dat ik was en wie ik dacht dat ik moest worden. Alsof je van een geloof valt en de leegte die dit met zich meebrengt moet leren zien als vrijheid.”

‘Ik dacht niet dat het daarop zou uitdraaien’, is hier misschien wel het geheime nawoord.[3] Verandering, beweging en verlangen brengen ons soms op een plek die we niet hadden kunnen voorzien, maar vaak ook worden ze gefnuikt en verstoord door obstakels. Zo licht Hannah Chris Lomans de selectie van hun in dit nummer opgenomen poëziereeks toe:

“Het lastige [aan de selectie] was dat ik op dit moment zelf mijn eigen werk niet helemaal ten volle kan beleven. Het materiaal is ontstaan uit een diep geloof in de mogelijkheid van transformatie en in de kracht van poëzie om die transformatie te belichamen. Maar de afgelopen maanden voel ik me door verschillende pijnlijke dingen (wachtlijstblues en straatintimidatie, de buitenwereld die even te hard en te aanwezig is) enigszins lamgeslagen en wat verder weg van die transformatieve potentie.”

De focus van de gedichtenreeks, alsook van dit nummer, is meer ‘de langzaam vrijkomende bewegingen’ en minder ‘het geweld dat die beweging blokkeert’. Meer dan stevig geformuleerde kritiek scheppen we hier ruimte voor die meanders en mijmeringen die er altijd al zijn, ondanks alle brutaliteit die deze in de weg zit.

Dit nummer is samengesteld met gastredacteur Sven Van den Bossche, en poogt zoveel mogelijk verschillende stemmen aan het woord te laten, vol slingerende expressie, in taal en beeld. De eerste woorden worden herschreven op bananenbladeren; Ada M. Pattersons proza (in vertaling van Edan Azulay) omringt ons met sprankjes herinnering. Camille Pier (vertaald door Miksi Brouwer) brengt een lyrische aankondiging van de Vastentijd en de hieropvolgende wedergeboorte. Sven Van den Bossche spit het graf van zijn Killed Darlings om en neemt de lezer mee in een essayistische excavatie. Voormalig nY-gastschrijver Alara Adilow treedt de Dysforie van het licht tegemoet, tot de tanden gewapend met snijdende poëzie. Nour Helou en Afrang Nordlöf Malekian (in vertaling van Ida Blom) onderzoeken pre-moderne Perzische genderexpressie en de verduistering ervan via archiefbeeld en tekst in The Eclipse of the (Fe)Male Sun. Mariken Heitman vertroebelt met haar magisch realisme de binaire distincties van gender, maar ook van mens-dier en subject-object. misha verdonck doet ons met hun gedicht opstijgen als waren wij een meikever. Dagmar Bosma en Sven Van den Bossche spreken Torrey Peters, auteur van trans* bestseller Detransition, Baby, over de abundantie en de complexiteit van verhalen-in-verhalen. Kato Trieus Body/cock (ingeleid en vertaald door Florian Deroo) pulseert van pijn en genot terwijl een naald van binnenuit tegen de huid duwt. Valentijn Hoogenkamp ontrafelt de warrige draden van mannelijkheid en geweld in zijn essay Een van ons.  Romeo Roxman Gatt brengt anekdotes en auratische voorwerpen onder in Rosa Kwir, een archief rondom alternatieve noties van masculiniteit. Lieks Hettinga transt en crippt doorsnee noties van lichamelijke autonomie en zelf-soevereiniteit. Kalib Batta’s kolkende Stroom van poëtisch proza voert ons mee langs romantische, erotische en politieke impasses. Kopano Maroga’s gedicht swim good (in vertaling van Benjamin de Roover) duikt in een plots visioen. Na een orgie van druppelende, smeltende lichamen vallen we samen in slaap in het bed van Hannah Chris Lomans. Rabindranath X Bhose schilderde de dwalende pijl op de boekenlegger bij dit nummer; welke richting deze uitwijst weten we niet.

Verder lees je in dit nummer de tweede gastbijdrage van Nele Buyst, Όρχις, een ecoseksuele ontleding van moerassige organen en bloemige geslachten.

Tot slot: Na precies 10 innige jaren nemen we afscheid van redacteur Hans Demeyer. We verwelkomen Edan Azulay en Benjamin de Roover als nieuwe leden van de redactie.

[1] McKenzie Wark, ‘Femme as in Fuck You’, in: e-flux, September 2019, https://www.e-flux.com/journal/102/282888/femme-as-in-fuck-you/

[2] De redactie gebruikt hier de aanduiding ‘trans*’ met een asterisk om te benadrukken dat trans* een paraplubegrip is dat aan een breed aantal identiteiten binnen het spectrum van genderidentiteit refereert. Met de schriftelijke toevoeging van een asterisk aan het einde van de term ‘trans’ verwijzen we naar een veelheid van identiteiten die divers en vaak ook fluïde zijn, maar als gemene deler hebben dat een trans* persoon geen cisgender man of vrouw is. Zo verwijst ‘trans*’ bijvoorbeeld naar personen die zich identificeren als transgender, transvrouw, transman, non-binair, transfeminien, transmasculien, genderqueer, gender-nonconform, genderfluïde, two-spirit, agender en/of bigender. Trans* als categorie is nooit volledig en hierin bestaat altijd ruimte voor andere wijzen van zijn en identificering dan cisgender.

[3] Variatie op ‘“I didn’t think it would turn out this way” is the secret epitaph of intimacy.’ In: Lauren Berlant, ‘Intimacy: A Special Issue,’ in: Critical Inquiry, 24, 2, 1998, 281-288.