nY #13 is verschenen

 

Zopas verschenen, op papier en digitaal:

 

Cover

Correspondenties

De Intro

 

He Samuel,

Ik schrijf je als parasiet. En daarmee bedoel ik mezelf. Ik ben de parasiet, handig vermomd als redacteur van dit tijdschrift, maar niettemin een parasiet. Je herinnert je wellicht nog het laatste nummer van het tijdschrift Revolver. De helft daarvan werd in beslag genomen door Student Siekegheest, karavaan van de Boonstudie, het collectief dat te beroerd is om zelf een tijdschrift op te richten en daarom in andere periodieken neerstrijkt. We strike again! Jaja, al die tijd was ik een infiltrant, een vijfde colonne die stilletjes het belang van de vijandige troepen diende. Of, nu ja, vijandige troepen… bevriende troepen. Maar laat het duidelijk zijn dat we bij deze beslag leggen op nY #13.

Tis te zeggen: als je het niet vervelend vindt, leggen we beslag op een deel van #13, want ondanks het feit dat Louis Paul Boon dit jaar honderd zou zijn geworden als hij niet in 1979 zou zijn gestorven, blijkt het voor veel schrijvers moeilijk om uit te leggen wat Boon voor hen betekent in hun dagelijkse schrijverspraktijk. Aan enthousiasme geen gebrek overigens. Maar het moeten drukke tijden zijn, aangezien tientallen mensen hun geestdrift vrijwel onmiddellijk vergezeld lieten gaan van de mededeling dat hun planning het niet toeliet ook daadwerkelijk iets bij te dragen. Helaas. Volgende keer beter. Maar we kregen de indruk, beste Samuel, dat niet iedereen het even jammer vond dat de kalender onder het gewicht van al die afspraken haast van zijn spijker gleed. Het is blijkbaar niet zo simpel om je in de eenentwintigste eeuw tot de grote kleine Aalstenaar te verhouden, zelfs al wil je dat graag. Het heeft Tom Van Imschoot en mij verbaasd, maar ook geïnspireerd. Behalve aan een aantal auteurs hebben we ook onszelf de vraag gesteld hoe het het werk van Louis Paul Boon de komende eeuw zal vergaan. [lees deze briefwisseling ook online] Welke poëticale mogelijkheden én problemen werpt dit oeuvre op? Hoe genietbaar is dit werk nog? Weten de teksten van Boon ons ook zonder de nodige historische en biografische kennis nog te raken? En welke mogelijkheden scheppen de vormvernieuwingen van Boon voor de literatuur van vandaag? Zie hier een paar vragen die we in onze correspondentie aan bod laten komen. Onze briefwisseling wordt onderbroken door teksten van vier auteurs. J.Z. Herrenberg belijdt zijn grote waardering voor, maar ook zijn poëticale reserves bij Boon. Els Moors zet gedetailleerd uiteen waarom de roman Het nieuwe onkruid – doorgaans niet een van de meest geliefde werken van Boon – volgens haar een meesterwerk is. Atte Jongstra peilt naar de impact van de Fenomenale feminateek, Boons legendarische archief van het vrouwelijk naakt, op zijn onderbuik, zijn literaire geweten en op zijn visie op het vrouwelijk schoon in het algemeen. Elisabeth Tonnard, ten slotte, laat zich door Boons omgang met journalistieke bronnen inspireren en toont ons in een montagegedicht hoezeer wij ons telkens weer laten meeslepen door hearsay en stemmingmakerij.

Wat zeg je daarvan, Samuel? Of nee, vertel me liever wat jullie daar tegenover zetten.

Met geslepen groet,

Matthijs
…..

 

Ha Matthijs,

Leggen we beslag? Occupy nY? Alsof nY als instituut zo eenduidig en centraal is opgebouwd, dat een coup überhaupt mogelijk is! Juist nu twee grote bijdragen het leeuwendeel van de ruimte vullen, zal de nY-lezer het belang van de bijdragen die op het eerste gezicht minder gewicht meebrengen zwaar laten wegen. Juist die hebben het potentieel om de grote blokken van subtiel subversief commentaar te voorzien. En daarmee levendig en scherp te houden. Want staat niet elk werk open voor zijn eigen buiten? Maar, inderdaad, we willen met deze inleidende correspondentie een schets geven van wat de samenhang van het nummer als geheel zou kunnen zijn – alsof we het van tevoren zo hadden bedacht. En een beschrijving van die samenhang moet, je hebt gelijk, begonnen worden vanuit de spreekwoordelijke elephants in the room, en niet vanuit de subversief zoemende muggen. Dus, wat stelt ‘mijn’ lijvige correspondentie, met collega-componist Antoine Beuger, tegenover de ‘jouwe’?

Het belang wellicht van een levende, vertrouwelijke atmosfeer? Ik kan me voorstellen dat Boon voor 99% van de literaire grootheden die jullie voor een bescheiden maar prikkelende beschouwing aanschreven, te groot of te dood is geworden. Hoe gelukkig dat enkelen hem toch uit zijn museum hebben willen helpen ontsnappen. De vele weigeringen zijn niettemin zorgwekkend, omdat een kunstenaar niet sterft als hij of zij lijfelijk sterft, en ook niet als mensen ophouden om zijn of haar werk tot zich te nemen, maar als mensen ophouden erop te antwoorden – en dat wensen we Boon niet toe.

Maar antwoord geeft men, zeker binnen de onbevangen atmosfeer van een literair tijdschrift, sneller aan een vriend dan aan een grootheid. Of tenminste: aan iemand die men op zodanig eenvoudige wijze vertrouwt, dat men ontspannen en in gelijkheid met hem of haar kan verkeren, en dat men met hem of haar kan converseren vanuit de simpelste soort belangstelling. Een plezierige atmosfeer. Vooral niet te veel daadkracht willen vertonen. En dan kijken welke kennis er ontstaat als je doet wat je doet.

Dat ik al tweemaal het woord ‘atmosfeer’ heb gebruikt, is geen toeval. Voor Antoine blijkt het een kernwoord te zijn om zijn muziekpraktijk, onder de naam Wandelweiser, mee te kunnen begrijpen. Een muziekpraktijk waarin componeren, organiseren, uitvoeren, discussiëren en luisteren gelijk opgaan. En die ook voor mij aantrekkelijk is. Dus hebben we gedurende heel 2011 gecorrespondeerd over de betrekking tussen muziek en denken, en over de betrekking tussen muziek en de wereld, waarbij onze brieven steeds vergezeld gingen van eenvoudige composities. En inderdaad, tot onze grote vreugde sloeg de correspondentie onverwachte paden in, sloeg ze steeds weer nieuwe bruggen tussen muzikaal idealisme en werkelijkheid, waarbij we onze gedeelde belangstelling voor het werk van Cage en de experimentele muziek in verband bleken te kunnen brengen met een waaier aan culturele gegevens, lopend van de musica callada van Johannes van het Kruis via de films van Sam Peckinpah tot het pleinrumoer van de Occupy-beweging.

Dat wij maar altijd onder vrienden mogen blijven werken aan de schepping van onze wereld, die de ruimte biedt om nooit geheel overzichtelijk te worden, zodat we ook zonder angst of schroom onze grote voorlopers daarin een plaats als gelijke kunnen geven.

Groet!

Samuel
……

 

AhoY Samuel & Matthijs,

Jullie introbrieven verrasten ons op de valreep, en we nemen ze even graag als de correspondenties waarop ze vooruitlopen. Maar niet zonder kort de stemmen aan te kondigen uit de minder omvangrijke bijdragen aan dit nummer dertien. Ook zij popelen om zich te ontpoppen tot olifant. Zo stuurde dichter Maarten van der Graaff enkele drones op ons af – ja die enge onbemande vliegtuigjes, maar muzikaal begrepen ook zoemtonen. Vervaarlijke parasieten kortom. Onze nieuwe Gast Maartje Smits strijkt neer in deze jaargang met de ambitie om middels haar overtalige, typografische poëzie op de pagina de beperking van de pagina te ontstijgen. En passant stelt ze een geheel complementair partituurbegrip voor, want ook zij zoekt naar tastbare werkelijkheid achter de woorden en neemt geen genoegen met hun normale representerende functie. Ze schroomt daarbij niet de lezer letterlijk op pad te sturen, naar de meest zompe leeslocaties. Een nog lichamelijker stoffelijkheid beheerst het werk van de theatermaakster Abke Haring, zo laat Erwin Jans zien aan de hand van Kristeva en het concept postdramatisch theater, in zijn essay voor De zift. Sara Deraedt draagt bij met enkele laaghoekige foto’s van stofzuigmachines. Of zijn het huiskamerdrones? En Untagged maar very timely bereikte ons een belangrijke waarschuwing uit Hongarije, waar de politieke cultuur de foute kant op dendert. Correspondent Sándor Radnóti verslaat hoe het archief van een grote literator met harde hand wordt ingeruild voor de erfenis van een grote voetballer [lees ook online].

Waakzame groet daarom, ook namens julliezelf,

De redactie

…….