History 2.0.

Over Bay Poetics, Stephanie Young (ed.), Faux Press, 2006. Review essay uit Yang (2007.1) 

 

I

Bij het lezen van poëziebloemlezingen lopen verschillende soorten ervaring door elkaar. Men kan de bloemlezingen lezen zoals men ook meestal een dichtbundel leest, uit verlangen naar een poëtische ervaring: een zoektocht naar het poëtische, wat dat dan ook moge zijn – waarschijnlijk voor ieder gedicht en iedere lezer iets unieks. Maar bloemlezingen vertegenwoordigen tegelijk wat ik een historische ervaring zal noemen. De gedichten in een bloemlezing staan niet op zichzelf maar zijn representant van een traditie, een opvatting of een cultuur. Een bloemlezing lees je dan ook niet alleen voor de gedichten zelf maar ook om de nieuwsgierigheid te bevredigen, om een indruk te krijgen van wat er op een of andere plek gaande is, om te kunnen ervaren dat ‘er iets gebeurt’ in de wereld. Iets nieuws, bijzonders en meeslepends bij voorkeur, iets als een groots poëticaal project.

In de na-oorlogse Amerikaanse poëzie zijn een paar opvallende bloemlezingen geweest die in sterke mate een historische ervaring hebben opgewekt. Veruit de bekendste is Donald Allens The New American Poetry uit 1960, die een grote hoeveelheid van de belangrijkste dichters van na de oorlog op de kaart zette, waaronder Olson, Ginsberg, O’Hara, Ashbery, Creeley, Spicer. Naast dit boek staan onder meer in mijn kast: Sillimans In the American Tree dat de Language-dichters presenteerde, Messerli’s From the other side of the century en Hoovers Postmodern American Poetry die allebei ontwikkelingen van over enkele decennia presenteren. The New American Poetry en In the American Tree stellen beide nieuwe wendingen in de Amerikaanse poëzie voor. De historische ervaring die zij vertegenwooridgen is een activistische: deze boeken willen een nieuwe mentaliteit (of coherente verzameling mogelijke mentaliteiten) articuleren en bevorderen, terwijl de boeken van Messerli en Hoover meer langlopende ontwikkelingen in kaart willen brengen.

Enkele technieken om de ervaring van de bloemlezing zo historisch mogelijk te maken, komen in de meeste van deze boeken terug. De historische ervaring moet komen van de suggestie van een (nieuw of vernieuwd) project en van samenhangen tussen dichters. Een goede strategie hierbij is het identificeren van groepen of tradities. Dit zie je bij Messerli die zijn dichters in vier secties indeelt, in mindere mate bij Silliman die een onderscheid maakt tussen de gemeenschap van de Oostkust en die van de Westkust, en sterk bij Allen die een paar groepen identificeert aan de hande van termen die zeer vruchtbaar zijn gebleken (Black Mountain, San Francisco Renaissance, Beat, New York Poets). Een tweede hulpmiddel is het opnemen van poëticale teksten en statements van de dichters. Deze teksten kunnen op de bloemlezing als geheel afstralen en de zaak voorzien van een programma (of samenhangende collecties van programma’s). Allen, Silliman en Hoover voorzien hun collectie elk van een aparte afdeling poëtica en bij Silliman beslaat dit deel zelfs bijna een kwart van het boek. Beide technieken hebben uiteraard misleidende kanten: de poëtische ervaring, resultaat van een singuliere ontmoeting tussen een tekst en een lezer, is niet altijd geholpen met een lezing die de kenmerken van een bepaalde poëtica of traditie in de tekst probeert te leggen. Maar evengoed zijn het technieken die een zeker omvangrijk lichaam aan poëzie toegankelijk kunnen maken door het schetsen van inhoudelijke coördinatenstelsels die de lezer uitrusten met enkele eerste aanwijzingen van wat er aan de hand zou kunnen zijn.

Begin 2006 verscheen Stephanie Youngs collectie Bay Poetics. De bundel geeft een overzicht van wat er nu geschreven wordt in de Bay Area – groot San Francisco. De bloemlezing bevat werk van 110 dichters. Over de selectie van deze dichters zegt Young: ‘My first idea, when Jack Kimball invited me to edit a collection of Bay Area poetry: I’ll take a photograph […] I emailed poets with my idea of taking a picture. I started with my friends, and then the writers important to my friends. I followed lines of personal relationship because I was curious what formal or tonal connections might emerge between those who share their affection.’

Een groot aantal ingrediënten van klassieke historische bloemlezingen zijn aanwezig. Zeer veel van deze dichters zijn jong: velen zijn geboren in de jaren zeventig, Young zelf is van 1972, maar er zitten ook oude bekenden bij, zoals Lyn Hejinian, Kit Robinson, Leslie Scalapino en Bill Berkson. Een zekere culturele samenhang lijkt gegeven door de geografische bepaling. De bundel bevat naast gedichten ook essays en poëticale statements. Er is dus groepssamenhang, er is de presentatie van een nieuwe generatie, er is een diachrone traditie-component van lijnen tussen verschillende generaties, er zijn poëticale statements. Bovendien belooft de titel zelf een groot project, dat als het ware uit die baai zelf opstijgt. Geven deze elementen inderdaad een historische ervaring?           

Ik merk dat ik die vraag niet bevredigend kan beantwoorden. De vraag is kennelijk niet scherp. Ik moet misschien mijn idee van historische ervaring aanpassen. Het is namelijk zo dat ik de bloemlezing met bijzonder veel plezier heb gelezen, en dat ik zeker een idee heb gekregen dat ‘er iets gebeurt’ rond San Francisco. Maar ik heb geen duidelijk idee gekregen van een project. Zoals je bij de inleiding van Allen al meteen kunt lezen dat de dichters hier ‘academic verse’ verwerpen, en bij Silliman dat de dichters ‘speech’ en referentie problematiseren, zo is er niks bij Young, behalve ‘personal relationships’ en ‘tonal connections’. Het boek bulkt inderdaad van de tonale en formele connecties, als een netwerk georganiseerd, die een zeer breed spectrum van tonen en vormen omvatten. Bay Poetics lezen is een snelle rondleiding krijgen door een complex, samenhangend landschap. Je komt bij die rondleiding de meest uiteenlopende dichters tegen, allemaal met nét iets anders bezig. Het heeft iets van het bezoeken van een levendig feestje met héél veel mensen. Er is iets aan de hand, maar de ervaring is veeleer sociaal dan historisch.

Nader onderzoek laat iets zien over hoe dat persoonlijke netwerk van dichters in elkaar steekt. Een opvallende hoeveelheid dichters heeft gepubliceerd in het online tijdschrift Shampoo, of werkt mee aan het weblog A Tonalist Notes, dat vooral geschreven wordt door de dichter Laura Moriarty. Ook op hun eigen weblogs spreken de dichters vaak over elkaar, bespreken ze elkaars werk, reageren op elkaar. Ze treden vaak gezamelijk op in dezelfde ‘reading series’. Sommigen zijn met elkaar getrouwd. Sporen van dit dichte sociale netwerk komen ook in het boek zelf op verschillende manieren terug, in de vorm van opdrachten, of gemeenschappelijke verwijzingen. Met name de term ‘New Brutalism’ valt een aantal keer.

New Brutalism! New, -ism, kan ik daar misschien historische ervaring aan ontlenen? Niet zonder meer. De term is afkomstig uit de architectuur en is door een groep dichters uit die oorspronkelijke context gerukt om een ‘reading series’ te benoemen. De teksten in Bay Poetics die de term noemen (‘Why I am not a new brutalist’ van K. Silem Mohammad en ‘The newish brutalists’ van Andrew Felsinger) suggereren al dat de term niet al te serieus bedoeld is. Het lijkt te gaan om een parodie op een avant-garde-beweging, een studentikoze grap. De grap van New Brutalism is dat niemand weet wat New Brutalism is, wie er eigenlijk bij hoort of wat je zou moeten doen om er bij te horen.

Maar dan vind ik op het net een tekst van Bay Poetics-redacteur Young. Ze stelt dat de New Brutalism-reeks vooral veel vrolijkheid heeft gebracht en gezonde ‘social interactions’ tussen dichters, ‘no small task given the often shy, awkward, belligerent and reclusive nature of poets. (…) Curiously, the New Brutalism coincided with Friendster’s rise to prominence. Friendster is an online social networking database where each user links to their friends or people they already know from a local scene. They’re then automatically linked to a personal network through those friends, and friends of those friends, and so on.’ En hier gaat ze verder over het nut van blogs voor het genereren van een poëtische gemeenschap.

Een netwerk met vrienden, vrienden van vrienden, vrienden van vrienden van vrienden, dat is precies de manier waarop Bay Poetics is samengesteld. Bay Poetics is als een poëtisch Friendster-netwerk waarvan de meerdimensionale topologie is vertaald naar de lineaire vorm van het boek. Dit verklaart het eerder sociaal dan historisch aandoende karakter van de ervaring die het boek geeft. Maar er zit wel degelijk een historische kant aan deze opzet. Het netwerk-denken is immers zeer van deze tijd, het hoort bij wat men modieus Web 2.0 noemt. Niet het individu of het project van een gesloten groep staan voorop: je bent de blogs waar jouw blog naar linkt en de blogs die naar jouw blog linken. De poëtica van Bay Poetics is geen verhouding tot het talige materiaal van de poëzie zelf maar een visie op de manier waarop de verschillende dichters en gedichten met elkaar in verband zouden kunnen staan. De vele verbanden tussen kleine collecties teksten zijn elk onderwerp van de poëtica, de grote poëtica van het Netwerk.

Een netwerk van dichters is op het eerste gezicht niet zo verrassend. Vrijwel alle dichters hebben op een of andere manier wel met andere dichters in een netwerk gezeten. Echter, elke dichter afzonderlijk in zo’n netwerk heeft altijd alleen het overzicht van zijn directe netwerk. De Web 2.0-type technologieën maken echter het concept van het uitgebreide netwerk praktisch werkbaar. In dit uitgebreide netwerk kan het centrum, de bloemlezer waar alles begint, geleidelijk aan op de achtergrond raken als de netwerkverbindingen steeds verder om zich heen grijpen in de poëziegemeenschappen van de Bay Area. Hoewel een zekere bevooroordeeldheid ten gunste van de eigen directe omgeving waarschijnlijk niet helemaal uit te vlakken valt, kun je zo’n centrum wel steeds minder dominant laten worden. Het lijkt alsof Bay Poetics zelf het Netwerk van de dichters als geheel wil afbeelden in zijn hoedanigheid van boven elk centrum, elk ego uitstijgend tomeloos systeem van wisselende verbanden.

Het ego-loze van Youngs bloemleestechniek wordt bovendien versterkt doordat zij de keuze uit het werk van de dichters aan die dichters zelf heeft overgelaten. De voornaamste inhoudelijke sturing — of juist: de voornaamste verdere regie van de stuurloosheid – bestond erin dat de dichters niet in het bijzonder om gedichten gevraagd werd, maar ook om ‘maps, essays, lists, short fiction, poetic statements, neighborhood or walking tour reports, reading reports, manifestos, letters, diagrams, blog excerpts: notes towards the local expression of poets living in the Bay Area.’ Op deze manier wil Bay Poetics meer dan een historische ervaring een poëtische lokale ervaring geven. De bloemlezing zegt niet: ‘Wij staan hier op een bijzonder moment in de geschiedenis van de poëzie’, maar ‘Wij leven nu op een bijzondere plaats in het poëzielandschap’. Daardoor geeft het lezen van dit boek meer dan een historische een sociale ervaring, of misschien een hypersociale ervaring aangezien dat uitgebreide netwerk juist de grenzen van elke afzonderlijke scene overstijgt. (Trots schrijft Young: ‘And yet, among all this entanglement, I’m sure there are contributors who never have met one another.’)

Dat het om een uitgebreid netwerk gaat, blijkt onder meer uit de culturele diversiteit van de dichters, die groter is dan in de andere bloemlezingen die ik hierboven noemde. De band met San Francisco is een losjes toegepast criterium. Veel van de dichters komen niet uit San Francisco, hebben er enkel gestudeerd en zijn weer vertokken naar Montréal of Bangkok. De dichters hebben zich ook niet beperkt tot het schrijven over San Francisco — New York, Hawaii of de Filippijnse identiteit zijn evengoed een thema. Een van de auteurs werkt samen met een Australische collega aan een bloemlezing, een andere publiceert behalve in het Engels ook in het Frans bij P.O.L. Weinig lijkt de dichters te binden, behalve mogelijk een universitaire achtergrond en een zichtbare vertrouwdheid met de Amerikaanse experimentele poëzie (in Bay Poetics geen rappers, geen knappe villanellen).

II

Enige democratie lijkt me hier wel op zijn plaats. Iedereen krijgt vijftien woorden.

1. Gevangen in een gedicht?  ‘color captive’; ‘color’ wordt obsessief herhaald; ‘the tree that // has no / inside’   2. ‘NYC was too busy being the cultural capital of America to have a local culture’   3. ‘they’ve been kinder to that form.’ ‘our increasingly conquered globe’. Flexibel ritme met onverwachte wendingen.   4. ‘Anyway I’m horny’. ‘Everyday magic        brings me down’. Prozafragmenten over dromen & wonen, poëzie over rondrijden.    5. ‘Shock and awe’ ‘federal income tax’ ‘kill the image’ – herhaald. Wat zegt dat over lezen?   6. Grotendeels rechts op de pagina: zwevend. Vierkante haken: schaduwboodschappen. Vogels: zwevend. Bombardementen, sterrennacht: zwevend.   7. ‘hunger, / under a mound of missing wallets’. Zich half thuis voelen tussen huizen en bewoners.   8. ‘The soul doesn’t rot’ ‘What a leaden / presence I was in that purity / of voice’   9. Helpt dateren bij woede? ‘Baghdad’, ‘injustice’, ‘stupidity’, ‘UN today’, ‘flip flop year’, ‘september 22, 2004’   10. Verschillen tussen dagen, geschreven in vijf vaste dimensies: raam, mensen, media, boek, kliffen. Dagen trillen.   11. ‘Do we happen by simple acts?’ — maar met bedoelingen: ‘attempt to explain free will’, bijvoorbeeld.   12. Verplaatsingen. ‘As though philosophy itself mattered less than to walk down the street a stranger’   13. Bijwoord, afgeleid van Lacan: ‘Lacanically’. Komisch, maar wat straalt dat af op Pollock, Twombly, Kline?   14. ‘after it was all over / not only my love was left’. Fragmenten, herhalingen, zonder oplossing.   15. Losjes schudden regels los uit strofen, beelden uit opsommingen en verhalen. ‘but poetry comes first’   16. ‘The Nature is the.’ schrijfbeperking / zelfbeperking / natuurbeperking. Doorbraak: ‘No sign of salmon, yet one appears.’  17. ‘Food’, ‘Clothing’, ‘Shelter’: levensvoorwaarden, geportretteerd als online gevonden teksten. Incl. ‘previous | next’. Lezen? Kijken? Leven?   18. ‘your growing weariness over my insistence of a possible world’ ‘I am disgusted of myself’   19. Romanfragment met vier personages, eindigt ‘and everything was closer to the way it should be.’   20. Lyriek van tekstbrokjes, sierlijke verbindingen. ‘grammars of escape from this material world’ ‘human bird’   21. ‘What is not being said is being repeated’. Veel blokken met lokale logica’s. ‘alition, coalition’   22. ‘Suddenly Hesitancies Quietness’: een compacte textuur van poëticale ideeen, in elkaar overlopende zinnen, onverwachte hoofdletters.   23. Meestal ademt tekst witregels — hier ademt het wit onregelmatige groepjes wisselende tekstregels uit.   24 Tien Amerikanen in vijf blokken van lange regels, overwegingen in verleden tijd over ‘our elsewhere’   25. Mozaieken van woorden & woordfragmenten, uit eindes van prozaregels, roepen een spookproza op. ‘make // it / matic’   26. ‘a crystal ball / reveals only its own interior / of transsubstantiated sand, / leaded, dead and circuitous’   27. ‘all private prosodies enact human regard on a more-than-human scale’: uiteindelijk begrijp ik dit niet.   28. ‘Pleasing Statements’, ‘Skeptical Statements’, ‘Demonic Statements’: sterk concept, maar klinkt ‘venerably scarier’ niet wat pedant?   29. Stadsdelen, beschreven op sterk verschillende manieren: leven, nu in de vorm. ‘now Lofts! Lofts! Lofts!’   30. ‘Syntax for J. C.’ De componist natuurlijk, niet de messias. ‘cage-induced minutia’. Precies! Maar hoezo Plato?   31. ‘’white jade platter’, said Li Po.’ ‘LonelySoul2: break, bb! You’re a lesbo!’ — als verwante gedichten.   32. Opvolging van halfopen regels, interpunctieloos, een zwevende syntaxis. Geen eindes, soms een begin (een hoofdletter)   33. Hoe licht verandert, huis en taal verdeelt. ‘We wonder together if we are A Tonalist’   34. De publieke taal van de klassieke redenaar als idiolect: ‘My audience, how alone I’ve been.’   35. ‘my muse fucked by someone other than me’. Probeer stijlparodie. Dolen wordt dan natuurlijk subthema.    36. ‘incomprehensible motion, // what made it possible?’ Het gladde in de frasen. ‘gravity, such an inconvenience’   37. Kindertijd: ‘moving toward light’, doelloos, puur vanwege ‘the ability to go’. Over alle moeilijkheden: niks.   38. Een sculptuur van Tuttle als beeld voor een complexe leeservaring — deze relatie is niet wederkerig.   39. ‘finding sentences for all the thoughts in my head’ — of gewoon enkele zeer lange zinnen.   40. De drie puntjes overbruggen steeds natuur en menselijke natuur, een ontoelaatbaar amalgaam, taaljungle. ‘fern dynasty’   41. Vijf ‘boeken’, elk met een eigen beweging. Gang naar buiten of binnen. ‘Surface tension, emerging’   42. Romanfragment met een populaire ‘gay kitsch novelist’; gevolgd door toneelfragment met Bacchanten, Neighbors en Kathy.   43. ‘Blue Screen’: personages blijven, achtergronden veranderen, snelle bochten in lange zinnen. ‘all categories are clickable’   44. Lichaamsdelen die rijmen op advertenties. Maar ‘the cat is all cat’: kennelijk een vrijer onderwerp.   45. ‘The computers multiply the sound of my heavy breath, loop and layer it, repeat it (…)’   46. In wijn en poëzie zoekt deze exilante [PJ1] een ‘finish’ van rijke geheugensporen; leven en werken.   47. ‘Art and literature are the only things of permanent interest in this world’ (Ambrose Bierce)   48. California Decadence: roesdromen in traditionele prosodie van kosmologische woestheden, polemisch voorgesteld als voorloper voorbij Language.   49. Schrijf door, om steeds een draai te kunnen geven, ‘the shift that enchants the world’   50. ‘Am I clean yet? Shorn of unclear thinking? / I use Arial to imply clean writing’   51. ‘perhaps’: velden waarin elke regel het gevaar loopt onverwacht te worden gewist door een volgende.   52. Romanfragment in derde persoon meervoud: geslachtloos — abstracte taal, die toch Manhattan & Hawai duidelijk laat ervaren.   53. Poëzie waarschijnlijk geschreven door een krankzinnige computer, georganiseerd rond ‘of’ en ‘to’: ‘(…) Selbyduktionsschpule of goddard (…)’   54. Twee afwisselende tekststromen, beide vrij fragmentarisch, toch lees ik verhaal (lange regels) en commentaar (korte).   55. Weer: vermengde tekststromen, nu binnen regels vervlochten. Samenhang via de kortere fragmenten (uit oude bronnen).   56. ‘There is a surface you prepare / And a surface everyone sees’. Brieven: adressering veroorzaakt tekst.   57. ‘so sweet all the bloggers // Are writing and posting and / linking to their different blogs’   58. Normaliter verzwegen continuïteit binnen het bewustzijn, als een Newman met i.p.v. puntjes abstracte filosofische denkbewegingen. 59. Kleurrijke frasen, steeds verder verklutst: toenemende verbrokkeling, toenemende ritmische activiteit, je stuitert de tekst op-en-neer.   60. Nauwelijks ‘the’, soms ‘a’, veel zinnen beginnen ‘thus’ of ‘what’. Grote dichtheid, als van vlees.   61. Simpele frasen, verstrooid over de pagina, met oplichtende echo’s, herhalingen, klankspelletjes. ‘begin / how to / begin’   62. ‘Bird Eats from Ruptured Craw of Other / Garbage Goes out on Mondays. / Sorry, Man’ (= een titel!)   63. Via Repelsteeltje blijkt poëzie improvisatorisch, verheven en wankel, lichamelijk, voorlopig, zoals ook het essay zelf.   64. Elk woord een regel én overal witregels. Woordlengtes vallen op: ‘of’ tegenover ‘prefiguring / disconnect / perspective’.   65. Wat ‘ik’ zie, denk — ‘I won’t be / a symmetry. / I won’t’ — daartussen quasi-willekeurige frasen spreektaal.   66. Aantekeningen over stad en weer, tijdens wandeling. ‘there is uncertainty in this pace of everyday’   67. Drie pagina’s panoramische aantekeningen over homohuwelijk, militaire/politieke sporen in de stad, immigratie, de oceaan.   68. Publieke taal van de Bangkokse nieuwsredacteur, de twijfel erachter: ‘we report (…) routinely and with incredulity’   69. Een benadering van totale willekeur: zomaar schakelt de schrijfwijze om, tussen letterspel, verwijzing, beschrijving, ready-made. 70. ‘a poem as slow as summer’ — zomer met oorlogsachtergrond. Binnen die continuïteit, gebroken regels: denkgaten.   71 Elke regel een lange lyrische zin: telkens weer stilstaan in een nieuwe, vergelijkbare, rijke gedachte.   72. Scherp. ‘Is that your bright fight, dear one? // Go for help; / it has been won.’   73. Verzonnen anekdotes over verzonnen familieleden, soms bijna geloofwaardig, soms bijna ongeloofwaardig, maf op bescheiden wijze.   74. De absurd verongelijkte ‘Admin. Asst.’ in ‘Dear Snooty Pissy Queen From Upstairs’: zulke mensen bestaan!   75. Dichter die in tijdschriften publiceert die met een C beginnen. ‘I am both present & arbitrary’   76. ‘Try and encompass and you cannot / for it is a field’ — vloeiende, soms oplossende textuur.   77. Lokaal zijn de gedachtesprongen goed volgbaar, ondertussen legt elk gedicht de meest grillige trajecten af.   78. Uiteenlopende tijdsschalen (secondes, uren, weken, jaren, generaties, tijdperken) in verhaal over dom baantje (racescores bijhouden).   79. Meditaties/improvisaties, met datum; op 11.25.03 zijn de regels de zinnen. Op 8.21.02: geen interpunctie.   80. Deze dichter schreef een dichtbundel waar je loterijnummers mee kunt kiezen — ook een soort engagement.   81. N.a.v. Oppens, een essay over oorlog, ‘the lyricism of empire’ en ‘the sole remaining response’.   82. Elk gedicht heet ‘Free Again’. Overal gedachtestreepjes; telkens herbeginnend. ‘the I lives in an empire -’   83. Over ‘the new body’, een terugkerende term, wordt steeds meer gezegd — een gaandeweg ontwikkelend visioen.   84. ‘(…) my escape policy has deserted me (…)’ ‘click’ ‘I am alive, then dead in an instant.’   85. Terugkerende frasen, snippers van ‘situation’ (‘being is being detained’) zoeken in wisselend verband rekbaarheid, uitweg.   86. Gedicht: korte regels, elk met hoofdletter — overspannen gecomprimeerde media-taal. Essay: SF wordt ‘victorian theme park’?   87. ‘(…) After five more chemotherapy treatments at Starbucks, I’ll be fine’. Alles gebeurt onverwacht, met vaart.   88. ‘One square left bloodless / after genocide that is no / metaphor’ — toch blijft alles abstract hier.   89. Citaten-collages. Per segment extra bronteksten, verhusseld in steeds andere samenhangen, tegelijk lineair en meerdimensionaal.   90. Wonen tussen oncontroleerbaar gedierte & ‘s avonds: ‘nets to catch / eons of endless syllables / echoing off walls’   91. ‘Death of a Poet’ ontkent per woord Herberts ‘Life of a Warrior’ – twee teksten tegelijk.   92. Vijf korte schetsen, ‘polaroids’: ‘Something’s Coming’, ‘Entrance’, ‘ghost’, ‘Smelly Fellow’, ‘Downtown’. Met/zonder interpunctie, hoofdletters.   93. ‘Walking Theory’: prachtconcept. Lopen, waarnemen, denken, iets kunnen vasthouden: ook zware onderwerpen stemmen dan vrolijk.   94. De lange regels, het luie ritme suggereren ontspannen beschrijven, herinneren. Hoe ontspannen? ‘Desire cements memory.’ 95. Stadsbeschrijving in gecondenseerde reisgids-stijl, impressies, tips. Ik, toerist, begrijp: SF’s straten herinneren zich talloze conflicten.   96. Een talige strijd voor representatie van minderheden valt tegen, want lost geen persoonlijke verlangens op.   97. ‘(…) this voice only mentioning itself as a counter-attack to that which we can only predict (…)’   98. Herinneringen aan Manhatten (sic). Eén blok tekst waarbinnen veel zinnen met ‘Once…’ beginnen. Effect: onstuitbaar.   99. Dagboekvorm met losse aantekeningen: fragmenten, gehoord of gelezen, stukken gesprek, observaties. ‘Waves like tigers doing tricks’   100. Huiselijke observaties in meestal korte regels, meetal precies één (elliptische) zin; dit ritme sporadisch doorbroken.   101. ‘Guttered in an opera // of screams, oftentimes / I lose myself wholly / to constellations // & hard things.’   102. Het lijkt moeiteloos. ‘I hold onto a harp that I am too lazy to play.’   103. Jammer! ‘THE MIRACLE OF THE SOAP’ is hilarisch, maar te lang om te citeren. @!#$%&* beperkingen…   104. ‘(…) I am in HELL!!! Aauuughhhh!!!! / I AM IN FUCKING HELL!!!’ – Google, voor al uw poëzie!   105. Een liefdesgedicht? van bedwelmende vreemdheid, dichtheid? ‘Beards descend canopies lady’s slippers legion rattle snake grass.’   106. Slapende minnaars, steeds weer ontwakend in een ‘world we / departed, world we blew up / in…’   107. ‘too much simultaneous / fluctuation to notice / particular anything’ – korzelige tekst, elk detail onaf & toch gelijkmatig?   108. Melancholie? Enthousiasme? ‘The things words want around to move through! / I am not particularly sensitive!’   109. ‘Apartment Poetics’ i.p.v. ‘Bay Poetics’ – is deze auteur óók nog onzeker over dat woord ‘poetics’?   110. Gebroken woorden in zéér grote letter. ‘Skwyw rd’. Tekst is confronterend vreemd (jammer van het lettertype)

LEGENDA
1. Brenda Hillman   2. Chris Stroffolino   3. Sean Finney   4. Rosemary Griggs   5. Judith Goldman   6. Leslie Scalapino   7. Keith Shein   8. Larry Kearney   9. Joanne Kyger   10. Stephen Ratcliffe   11. Aidan Thompson   12. Cassie Lewis   13. Ronald Palmer   14. Del Ray Cross   15. Bill Berkson   16. Albert Flynn DeSilver   17. Dana Teen Lomax   18. Sarah Anne Cox   19. Reid Gómez   20. Elizabeth Treadwell   21. Susan Gevirtz   22. Norma Cole   23. Brydie McPherson   24. Cynthia Sailers   25. Scott Inguito   26. Kate Colby   27. Suzanne Stein   28. Brandon Brown   29. Haleh Hatami   30. Kelly Holt   31. Rodney Koeneke   32. Patrick F. Durgin   33. Laura Moriarty   34. Brent Cunningham   35. Tanya Brolaski   36. Stefani Barber   37. Mary Burger   38. Pamela Lu   39. Magdalena Zurawski   40. Yedda Morrison   41. Jocelyn Saidenburg   42. Kevin Killian   43. Dodie Bellamy   44. Julia Bloch   45. Geoffrey Dyer   46. Eileen Tabios   47. Garrett Caples   48. Andrew Joron   49. Joshua Clover   50. Christopher Nealon   51. Lyn Hejinian   52. Juliana Spahr   53. Bill Luoma   54. Chris Chen   55. Susan Maxwell   56. Laynie Brown   57. Kit Robinson   58. Travis Ortiz   59. Jen Scappettone   60. Stacy Doris   61. Logan Ryan Smith   62. George Albon   63. Elizabeth Robinson   64. Avery Burns   65. Trevor Calvert   66. Kathleen Miller   67. Kristin Palmer   68. Padcha Tuntha-obas   69. Dennis Somera   70. Dan Fisher   71. James Meetze   72. Amick Boone   73. Susanna Kittredge   74. Yuri Hospodar   75. Catherine Meng   76. Nils Michels   77. Stephanie Young   78. Aja Couchois Duncan   79. Beth Murray   80. Lauren Gudath   81. Tayler Brady   82. Joseph Lease   83. Donna de la Perriere   84. kari edwards   85. Rob Halpern   86. Bob Glück   87. Camille Roy   88. Alfred Arteaga   89. Catalina Cariaga   90. Lauren Schiffman   91. Nicole Brodsky   92. Mark Latiner   93. Stephen Vincent   94. Jean Vengua   95. Barbara Jane Reyes   96. Summi Kaipa   97. Andrew Felsinger   98. Sarah Rosenthal   99. David Hadbawnik   100. Roger Snell   101. Micah Ballard   102. Cedar Sigo   103. David Larsen   104. K. Silem Mohammad   105. Sean Labrador   106. Nathaniel Mackey   107. Alli Warren   108. Chris Sullivan   109. David Hess   110. Kathleen Fraser


III

Betekent zo’n ‘netwerk-poëtica’ wel iets voor de poëzie? Het is evident dat het er niet om gaat om bepaalde stijlen of abstractere programma’s te bevorderen. Youngs manier van doen lijkt zelf uiterst permissief, gericht op verscheidenheid, democratische representatie, en is dus bijna het tegendeel van programmatisch. Toch denk ik dat ook zo’n open netwerk-idee weerslag heeft op de poëzie: enerzijds beïnvloedt de schikking de manier waarop de tekst tot de lezer komt, anderzijds werkt de netwerk-poetica goed samen met de vormen waar veel van de dichters in het boek zich van bedienen.

Ten eerste: de netwerk-presentatie bepaalt hoe je de gedichten leest. Door ze in netwerk-verband te presenteren, wordt de aandacht enigszins verlegd van de gedichten zelf naar de verbanden die je tussen de gedichten zou kunnen zien. Young heeft strategisch die dichters in elkaars nabijheid geplaatst van wie het werk op elkaar lijkt te reageren. In haar inleiding geeft ze aan geïnteresseerd te zijn in de tonale en formele verbanden. Gevolg is dat ik als lezer gevoelig word voor wat gedichten, zelfs die ver uit elkaar staan in het boek, met elkaar te maken hebben. Soms voel ik me zelfs gedwongen om teksten van verschillende dichters op elkaar te betrekken. Vooral omdat een aantal dichters gekozen heeft om essays bij te dragen met een poëticale of kritische strekking, maar er van die dichters geen eigen poëzie voorhanden is. In Bay Poetics zit ik af en toe dus met een prikkelende mening over poëzie, maar de poëzie waar deze mening aanleiding toe zou kunnen geven is afwezig. Uiteraard ga ik dan in de omgeving zoeken naar andere dichters die bij die mening passen. Zo word ik steeds aangemoedigd de ene dichter de andere te laten beïnvloeden.

De netwerk-presentatie geeft de levendige verscheidenheid van de teksten een sterke continuïteit. Maar weinig bloemlezingen kon ik zo goed van kaft tot kaft lezen, met teksten die elkaar aanvullen, maar ook op verrassende momenten met elkaar contrasteren. De teksten zijn geplaatst binnen een stroom van verbanden en contrasten die het boek zijn spanning en eenheid verlenen – waar andere bloemlezingen hun eenheid uit een nagestreefde volledigheid, of uit het overzicht, moeten halen, en daarmee als lineair te lezen boek vaak niet werken.

Dat heeft ook enkele nadelen. Als naslagwerk bijvoorbeeld is Bay Poetics onbruikbaar. Ook als introductie tot het werk van bepaalde dichters is Bay Poetics beperkt. Bij veel dichters heb ik een grote behoefte gevoeld om hun gedichten in de context te lezen van meer van hun gedichten, bij voorkeur geredigeerd tot boek. Deze dichters gaan in deze presentatie makkelijk op in de grotere lijnen van het boek, ook al vond ik vaak hun gedichten op zichzelf prikkelend om te lezen.

Ten tweede: zo’n netwerk-lezing werkt, omdat de gedichten zo’n lezing op formeel gebied ook toestaan. De experimentele poëzie van de VS heeft een sterke traditie van poëzie die neigt naar onafgeslotenheid. De gedichten wijzen op veel manieren opvallend naar buiten. Het talige materiaal maakt vaak gebruik van fragmentarische zinnen, non-sequiturs, en schetsmatige aantekeningen die in een los verband staan. De vormen zijn vaak niet gebaseerd op afgeronde compositorische bogen: in plaats daarvan kan het gaan om tekstoppervlak, textuur en talige beweeglijkheid, aspecten die worden volgehouden over de spanne van een aantal pagina’s, waarbij het einde van zo’n ‘tekstspanne’ niet onderscheiden hoeft te zijn van de dingen die aan het begin of in het midden staan. Zo’n einde hoeft dus geen afsluitend gebaar te vormen. (De Amerikaanse experimentele poëzie kent dan ook een grote traditie van zeer lange gedichten.). Tegelijk bieden deze tekstspannen de ruimte voor alle taal uit alle contreien van de werkelijkheid. Vrijwel alle gedichten in Bay Poetics hebben een of meer van deze eigenschappen, en dat maakt ze poreus, doordringbaar voor de teksten eromheen.

Enkele voorbeelden van tekstspannetechnieken in Bay Poetics. Van New Brutalist James Meetze zijn twee teksten opgenomen die allebei bestaan uit regels van één zin achter elkaar geplaatst. In ‘Synthesizer’ zijn dat lange zinnen, die net de breedte van de pagina opvullen; in ‘Furniture Gallery’ zijn het zeer lange zinnen die twee of drie regels in beslag nemen. Dit is het voornaamste vormelement: de zinnen wijzen niet of nauwelijks naar elkaar vooruit en grijpen niet op elkaar terug en de volgorde lijkt willekeurig. De zinnen vullen elkaar wel aan. Met name in ‘Synthesizer’ lijken ze allemaal kleine aspecten van één situatie te beschrijven, een uitzicht over de baai en losse gedachten daarbij. Die techniek heeft een fragmenterend effect op de eenheid van de leeservaring. Het gedicht gaat van moment naar moment, van indruk naar indruk, van klein centrum naar klein centrum.

Lyn Hejinian geeft in een passage uit The book of a thousand eyes een strofe waar zo’n schijnbare willekeurigheid van de volgorde van de regels ook wordt geënsceneerd:

constant change figures
the time we sense
passing on its effect
surpassing things we’ve known before
since memory
of many things is called
experience
but what of what
we call nature’s picture
of the many things we call
since memory
we call nature’s picture
surpassing things we’ve known before
constant change figures
experience
passing on its effect
but what of what
constant change figures
since memory
of many things is called
the time we sense
called nature’s picture
but what of what
in the time we sense
surpassing things we’ve known before
passing on its effect
is experience

Een ander mogelijke tekstspannetechniek is bijvoorbeeld het tekstblok, vergelijkbaar met de schrijfwijze die we kennen van Marc Kregting. Stacy Doris heeft bijvoorbeeld een boek getiteld Knot geschreven, dat (getuige de pagina’s die in Bay Poetics zijn overgenomen) bestaat uit afdelingen die elk uit drie blokken van lange dichtregels bestaan. Deze blokken hebben een constante interne dichtheid en ritme, en ook de enorme rijkdom van de referenties doet panoramisch aan:

Anyone heralds all lack, endless but never infinite: infinitesimal,
Where missing’s microscopic, possibly viral. Cells, even fused, define
Independence, each isolate though its coat may yield. Fungal, growth’s
Antidote. But they’re no singularity; rather a confluence welling; marooned,
A shore, outer, where inadmissible’s identical to entry and somebody lunges,
A contingency exploded, thus bathed in attentions, shrouded; automatic.
Any chamber cracks, sesame so seeded, openly secret, hushed as in motion,
On a wind, sewn. Somebody’s such a progression, extended so spent, minute,
Thus immeasurable, thus fully magnitude.

Dergelijke tekstspannetechnieken maken dat het in deze poëzie niet in de eerste plaats om een doelgerichte ontwikkeling van een gedachte gaat. Een bijzonder geval hiervan vormt Brent Cunninghams nep-klassieke Romeinse redenaar, in zijn reeks ‘Orations’. Deze redenaar spreekt teksten uit die vol argumentatieve wendingen lijken te zitten, maar nergens toe leiden. De redenaar is gedoemd eindeloos retorische figuren te herhalen die vooral lijken te gaan over zijn eigen geloofwaardigheid, en behalve het spreken zelf wordt het onderwerp of doel van zijn betoog nooit duidelijk. Hij stelt retorisch: ‘It can be a grim and confusing business to speak. Mustn’t it face again and again that infinitesimal mouse, that frantic and insane thing scratching at the center of each manifold?’ En in zekere zin bestaat zijn betoog inderdaad uit niets anders dan dat eindeloos confronteren van die muis waardoor de vorm van de tekst een spanne opgebouwd wordt uit nagenoeg identieke overwegingen.

Opvallend, zeker bij veel van de jongere dichters, is dat de dichters binnen hun werk vaak zeer verschillende soorten tekst-oppervlakte schrijven. Soms zelfs binnen een gedicht (dat dan makkelijk overgaat van bijvoorbeeld abstracte, elliptische zinnetjes naar stukken proza), maar zeker binnen het oeuvre. Vaak lijken verschillende gedichten van dezelfde dichter qua tekstbeeld en qua talig materiaal niet op elkaar. Dat blijkt al bij sommige bijdragen in Bay Poetics zelf, maar meer nog blijkt het als je online wat meer van zo’n dichter gaat lezen. Zulke stilistische en formele verscheidenheid binnen een oeuvre weerspiegelt de stilistische en formele verscheidenheid van de experimentele traditie waarmee die dichters zijn opgegroeid, en zorgt ervoor dat de oeuvres, net als veel van de gedichten, een netwerkachtige opbouw hebben.

Zo maken opvallend veel gedichten gebruik van principes van gevarieerde herhaling waarbij tekstuele ingredienten in steeds andere combinaties terugkomen. In Jen Scappetone’s ‘More Like Liverpool’ bijvoorbeeld worden zinnen steeds weer in stukjes geknipt en tot andere zinnen samengesteld. De regel:

amalgamators quick to pin what I resemble. I resemble the most negative people in California

wordt ge-echood in onder meer regels als

Arendt tried young and I resemble the cordon of his life: death a

all just steps since them and I resemble. Blackburn. And I regational anger.

Hm what I resemble on Indian Rock – the English

Alive since those you can’t chew can’t help. Negative so in

Deze regels worden zelf ook weer ge-echood door andere regels enzovoorts. De tekst wordt zo een complex netwerk dat elastisch en organisch aandoet. Catalina Cariaga gebruikt vergelijkbare technieken in ‘More excerpts from Bahala na!’ door uit bronteksten zinnen te nemen en die, soms enigszins bewerkt, in wisselende collages samen te nemen in hybride zinnen, georganiseerd in twee-regelige strofen. Twee tot zeven van zulke strofen vormen dan een genummerd gedicht, een deel van het grote project dat kennelijk ‘Bahala na!’ heet (in Bay Poetics drukt gedichten 105 -111 af). De bronteksten (nieuwsberichten, een fragment Twain, liedjes enz.) neemt zij op in de tekst zodat de afzonderlijke lijnen goed te traceren zijn in de vervlechting. De verschillende herkomsten van de tekst worden gescheiden door gebruik van verschillende typografieën:

‘This Notice talks about the privacy of’ ‘conferring our Civilization upon’

‘a government regulation’ ‘that the Customer Sitting in Darkness buys.’

‘The People that Sit in Darkness’ ‘have become suspicious of the’
‘Safety net’
‘furnished with more light’ ‘that may identify you’

‘With the Person Sitting in Darkness observing’ ‘how we may use and disclose’
‘Your past, present or future physical, or mental health, or conditions.’

Ook op deze manier ontstaat een netwerk van interne verwijzingen, maar hier is tevens een andere netwerkachtige techniek gebruikt die een aantal malen in Bay Poetics terugkomt: de vervlechting van verschillende tekststromen of verschillende stemmen binnen één continuïteit. In Susan Maxwells ‘The Art of War’ bijvoorbeeld vormen de cursieve passages in de tekst samen een andere tekst vormen — ongetwijfeld een citaat van Sun Tzu. Ik citeer het begin:

While the ship sailed. Cat-eyed geometries, the aim must be.

World-cord funneling to sea bottom, soft cyan, tail scraping

to take All-Under-Heaven treasure empty blue, intact. Bemuse her, ephemera.

Nog een specifieke techniek voor netwerk-gebaseerde meerstemmigheid verdient het om genoemd te worden: het gebruik van Google als tekstbron. Dit is een techniek die in de laatste jaren intensief toegepast is door een groep dichters die zichzelf ‘flarfisten’ noemen en hun poezie ‘flarf’. Flarf begon als een poging om zo klunzig, banaal en weerzinwekkend mogelijke poëzie te schrijven. Het gebruik van Google werd daarbij al snel een favoriet hulpmiddel. Van K. Silem Mohammed, flarfist van het eerste uur, is werk opgenomen in Bay Poetics. Een gedicht opgedragen aan Stephanie Young gebruikt bijvoorbeeld gevonden internet-materiaal waarbij in elke zin het woord ‘young’ voorkomt. Het gebruik van Google is natuurlijk de ultieme reproductie van netwerkstructuren. Hoewel de resulterende tekst vol non-sequiturs zit omdat hij zinnen verzamelt die van uiteenlopende webpagina’s zijn geplukt, is de achterliggende logica juist die van de hyperlink en van het woordelijke verband. De subversieve bedoelingen en de recyclage plaatsen Flarf duidelijk in de dadaïstische stamboom maar met Google maakt Flarf wezenlijk gebruik van bestaande continuïteiten en verbanden, terwijl de meeste klassieke dadaïstische en surrealistische technieken op het veroorzaken van discontinuïteiten en het doorbreken van contexten waren gebaseerd.

Waar het bij dergelijke tekstspanne- en netwerktechnieken veelal om te doen lijkt te zijn, is het verkrijgen van een meervoudig perspectief. De dichter wil niet één perspectief of verhaal volgen, maar (laten) zien hoe verschillende, naast elkaar bestaande verhalen of perspectieven op elkaar inwerken. Ik zie pogingen om specifieke gezichtspunten te ontstijgen, om panoramische velden in kaart te brengen die worden opgespannen door een veelheid van heterogene elementen, of zelfs pogingen om een werking van de samenleving te (laten) zien. Cariaga’s tekst bijvoorbeeld kan worden opgevat als een zoektocht naar teksten die impliciet zijn in een zeker stelsel van op het eerste gezicht arbitrair naast elkaar geplaatste teksten, die echter een achterliggende logica verraden wanneer ze met elkaar in verband worden gebracht., Dit valt misschien te duiden als een verborgen maatschappelijke logica. Maar het kan bij dergelijke technieken ook gaan om pogingen te ontkomen aan de beperkingen van een als beklemmend ervaren enkelvoudig gezichtspunt.

IV

De erbarmelijke politieke toestand van de VS is niet afwezig in Bay Poetics. De diverse oorlogen die gevoerd werden, waaronder de abstracte ‘War on Terror’ en de onontkoombare aanwezigheid van politieke retoriek en vervuilde taal in de publieke ruimte hebben sporen nagelaten in de poëzie. De verwijzingen naar de politieke toestand vormen een van de meest opvallende hyperlinks in het Bay Poetics-netwerk: circa een dozijn teksten refereert expliciet aan de recente politieke situatie. In deze teksten is een onderscheid te maken tussen een paar strategieën.

Klassieke ‘J’accuse’-teksten vind je er eerst en vooral niet – geen teksten dus waarin het volk wordt opgeroepen in te zien hoe slecht het handelen van haar politieke leiders is en andere vormen van doelgericht activisme. De dichters van Bay Poetics zijn zich er zeker van bewust dat zij niet gelezen worden buiten de kringen die toch al geïnteresseerd zijn in experimentele literatuur, en die kringen lijken er niet meer van overtuigd te moeten worden dat er iets mis is met het beleid van Bush. Waarschijnlijk speelt ook een wantrouwen tegen het publieke spreken op zich mee. Het bewustzijn dat taal altijd manipulatief is, is al minstens sinds de Language-beweging een belangrijk element in de Amerikaanse experimentele traditie. Een openlijke poging tot retorische manipulatie zou misschien als te doorzichtig of te makkelijk worden beschouwd door de lezers (in eerste instantie, andere dichters in het netwerk). Oproepen aan het publiek kunnen kennelijk alleen verschijnen als citaten die deze opmerkingen panoramisch plaatsen temidden van andere verschijnselen, zoals de graffiti die Stephen Vincent citeert in ‘Walking Theory’ (‘Socialist health care / Please!!’, ‘FUCK YOUR JOB’), een statement dat hij kennelijk tijdens een stadswandeling ergens tussen andere stadsverschijnselen heeft gelezen.

Toch zijn de dichters kwaad. De misstanden doen een appel op de dichter maar ze schrijven met een oog op groot publiek effect. De gevolgde strategieën lijken veeleer bedoeld om het onrecht te relativeren, het een plaats of context te geven,. Ik zie daarbij drie niveaus op een schaal van ‘passief’ naar ‘actief’: de politieke situatie kan worden gedocumenteerd als deel van de werkelijkheid, de eigen woede kan worden gedocumenteerd en in een breder perspectief geplaatst, of er kan een poging worden gedaan om temidden van de beschadigde taal en de beschadigde samenleving een eigen plaats op te bouwen of denkbaar te maken.

In de meest passieve modus, de registrerende, is de oorlog een van de verschijnselen die voorkomen in de wereld die beschreven wordt. Stephen Ratcliffe bijvoorbeeld schrijft in ‘Cloud / Ridge’ een soort constructivistisch dagboek. Hij gebruikt een tekstspannetechniek waarbij elke dag dezelfde vorm krijgt. Voor elke dag schrijft hij één pagina die verdeeld wordt in vijf strofen, waarbij de vijf strofen steeds hetzelfde element beschrijven. De eerste strofe is het uitzicht uit een raam, de derde strofe beschrijft een fragment radio of TV, de vierde een fragment uit een boek dat de dichter kennelijk aan het lezen is enz. Op die manier kan hij en passant aan de oorlog refereren. In ‘12.29’ staat te lezen:

Bush promising to let General Tommy Franks speak
for himself, adding ‘I don’t spend a lot of time
looking in the mirror.

Hiermee wordt de oorlog gepositioneerd als een verschijnsel tussen andere verschijnselen op radio en TV, als een uitspraak van Yehudi Menuhin of iemand die iets over Hamlet zegt — en tegelijk als een verschijnsel tussen vier andere niveaus van het beleven van een dag. De vorm is volstrekt symmetrisch, elke interpretatieve verwerking van de verschijnselen wordt aan de lezer overgelaten.

Joanne Kygers ‘Carl Jung Greeted’ en ‘Short Cuts to Baghdad’ zijn voorbeelden van de tweede aanpak. Dit zijn van datum voorziene teksten die bestaan uit losjes samenhangende aantekeningen, waarvan ik aanneem dat het gedachten betreft die zijn opgewekt door iets wat de dichter op die dag heeft gezien of gelezen. Hier wordt de interpretatie van de oorlog in de tekst uitgevoerd, maar gepositioneerd tussen andere gedachten. Zo kan je halverwege de eerste tekst, die aanvangt met het bizarre beeld van Carl Jung die ’s ochtends zijn braadgerei groet, plotseling lezen: 

Two billion spent on War so far     could have been spent on dentistry
The poison oak leaf turning red in the continuity of the underbrush
Cannot hide from the sorrow and danger
      Of invading a country like it was a video game

In de meest actieve strategie worden kernfrasen uit de politieke propaganda en het hele ‘War on Terror’-jargon gebruikt, geciteerd, herhaald, en in wisselende, merkwaardige contexten gezet. Er lijkt een poging gedaan te worden om deze termen te ontmantelen:

Now I really will kill the image,
for I have no more milk teeth to cut
on fictions of shock and awe so plain
I need not instance to you
we fat all creatures else to fat us.

Op die manier begint Judith Goldman haar tekst ‘if all else fails’. Dit is een tekst die de strijd aan wil gaan met een vijandige taal en er betekenis op wil veroveren. Het resultaat is hard en soms zelfs geestig, onder meer door het steeds terugkeren van frasen als ‘pay federal income tax’ – een van de obsessieve boemannen waar rechts in Amerika zijn stemvee mee verzamelt:

Might makes right.
These bodies just sponges. Unrepentant.
A context is always open, and I didn’t do it.
Neither tooth by tooth, nor fuck by fuck,
nor even jumping up and down
in one of my expansive moods, in
a coalition of the willing,
and with this method or that
method, paying federal income tax
and spitting out the hair.

De term ‘shock and awe’ komt ook terug in Rob Halperns ‘Situation – being on a rock’, het eerste gedicht in zijn boek Rumored Place. Hier wordt de netwerktechniek van gevarieerde herhaling van frasen en fragmenten van frasen, en de suggestie is dat hij uit deze frasen, uit de ‘situation’, de mogelijkheid van deze ‘rumored place’ probeert los te weken. De oorlogsterm ‘shock and awe’ komt maar één keer voor (de zin luidt ‘Persistent, all that’s social slags above the shock and awe, the rock’s white shit, the sea fowl’), verder zijn alle politieke verwijzingen implicieter en abstracter dan elders. Het is vooral het voorkomen van ‘shock and awe’ dat bijna onvermijdelijk maakt dat het woord ‘intelligence’ de foutieve inlichtingen-rapporten over Irak suggereert (‘Gaps in the intelligence, passing into being’ en verderop ‘Forging gaps in multiples of ten — hundreds of thousands condemned to a similar intelligence’), of dat in ‘detained’ allerlei onverkwikkelijke ‘war on terror’-betekenissen meeklinken. Maar al deze termen kunnen bij Halpern transformaties ondergaan. De term ‘Detained’ komt eerst voor in

detained, ‘and safely so’ in containers – made of Chinese steel

Echo’s hiervan verderop in de tekst:

Other assets passing thru intelligence – being is being detained – a value added to containers made of steel

Disfigured gulfs expand, a hush inside detained – rings of unheard terror – a curious music spread across the glued penumbra – that’s us expanding in the seafowl’s screams

still producing in the hold – being is being this property – deep space, personality – again, the stocks, the cuffs, and – steel, the horizon beyond which our meanings cannot go.

Hier veranderen de betekenissen van zware, politiek vervuilde woorden bij elke echo steeds van toon, van inflectie, van gesuggereerde context. ‘Detained’ hoeft niet aan Guantanamo te refereren, het kan ook een algemene zijnsmodus zijn of kennelijk zelfs een beschrijvende term voor een rotsig zeelandschap. De slechte politieke situatie heeft opgeroepen tot een onderzoek naar de horizon voorbij welke de betekenissen niet gaan. In het echo-doolhof van het netwerk verdwaalt de zware betekenis, om de mogelijkheid van een ‘rumored place’ te winnen.

_