En de oorlog is nog maar pas begonnen [2]

Tweede en laatste deel van de vertaalde transcriptie van de voice-off uit een anonieme kortfilm van 18′ (2001). Nederlandse vertaling voor nY-web.

[lees deel één]

Eerst verdwenen de vaders. Ze gingen naar de fabriek en naar kantoor. Daarna gingen ook de moeders naar de fabriek en naar kantoor. Maar het waren telkens niet de vaders of de moeders die verdwenen, het was een hele symbolische orde, een hele wereld. Eerst ging de wereld van de vaders verloren, dan die van de moeders, de symbolische orde van de moeder, die nog niet eerder aan het wankelen was gebracht. Het verlies is onschatbaar groot en de rouw zo totaal dat niemand eroverheen komt. Het Empire behelst het verlangen naar een nieuw matriarchaat dat het automatisch zou overnemen van het teloorgegane patriarchaat. Geen revolte is absoluter dan de revolte die de welwillende heerschappij, de warme, gelukzalige macht, de houdgreep van de moeders uitdaagt.

De verloren kinderen zijn de weeskinderen van alle bekende ordes. Zalig de weeskinderen, want de chaos van de wereld behoort hun toe.
            Je treurt om wat je verloren hebt. We hebben inderdaad alles verloren. Maar laten we om ons heen kijken, we hebben broeders en zusters, veel broeders en veel zusters gewonnen. Nu is er alleen nog die nostalgie die ons scheidt van het ongeziene.
            Je gaat en je bent verloren; nergens vind je een maatstaf voor je waarde, je gaat en je weet niet wie je bent, je bent zonder waarde, zoals de eerste mens.
            Wandel weg.
            Als je niet zo verloren was, had je niet zo veel onvermijdelijke ontmoetingen in petto.
            Het is de hoogste tijd om ervandoor te gaan; maar laten er we toch samen vandoor gaan. Zie onze gebaren, de gratie die er in ontluikt; zie onze lichamen, hoe vloeiend ze elkaar afwisselen, hoe lang is het niet geleden dat er zo veel vrij beschikbaars op de wereld neerstreek.
            Zie de overgave, het is zo mooi dat niets ons kan krenken…
            Maar je weet dat er nog muren tegen dat communisme staan. Muren in en muren tussen ons, muren die ons voortdurend bedreigen.
            We zijn nog niet van deze wereld af.
            Er is nog jaloezie, domheid, het verlangen toch maar iemand te zijn, erkend te worden, iets waard te zijn, erger nog, het verlangen naar autoriteit. Dat zijn de ruïnes die de oude wereld in ons heeft achtergelaten, en we zijn er nog niet klaar mee. In het licht van sommige schijnwerpers geeft onze val de indruk verval te zijn.
            Waar gaan we naartoe?

De Katharen vinden echtgenoten afschuwelijker dan minaars. De gnostici vinden orgieën aantrekkelijker dan eenzame paring. Een bisschop uit het Italië van de vijftiende eeuw wil iedereen op straffe van excommunicatie doen geloven dat een vrouw die een man haar lichaam weigert, al had hij er haar uit liefdadigheid om gevraagd, zondigt. Begijnen en begarden wonen in collectieve huizen en gaan bij elkaar op visite omdat ze toch helemaal niets om handen hebben. Er zijn geestelijken die verzekeren dat wie volmaakt is niet meer kan zondigen; ze noemen elkaar broeder en zuster, en Sint-Valentijn is nog geen feest voor stellen, maar de dag waarop een gehuwde vrouw erop uit kan trekken met wie haar belieft.

Goed, vandaag zijn er dus metropolen, we eigenen ons toe wat niet kan worden toegeëigend, we doen alsof we ons van de ontreddering niet bewust zijn, we spelen de man, de vrouw, de echtgenoot, de minnaar, we spelen dat we een stel zijn, we houden ons bezig. We vestigen ons in alle ernst in de ergste kinderachtigheid. In een orgie van sentiment vergeten we het cynisme waartoe het leven in de metropolen ons veroordeelt, en we hebben de mond vol van liefde, nog steeds, na zo veel breuken.

Wie zegt dat een andere wereld mogelijk is en geen andere sentimentele educatie uitdraagt dan die van de romans en de weekendfilms, verdient het om in zijn of haar gezicht gespuwd te worden.

Ik ken geen toestand die abjecter is dan die van de verliefdheid. Het verschil tussen beminnen en verliefd zijn is het verschil tussen een lot dat je aanvaardt en een toestand die je ondergaat.

We willen de liefde uit de sfeer van het bezit halen, om eindelijk weer te kunnen beminnen…

De vraag die ons bezighoudt is de vraag of communisme neerkomt op collectief eigendom of op de afwezigheid van eigendom. We brengen het communisme in de praktijk door het vrije gebruik, het gemeenschappelijk maken. Je beslist een aantal zaken die je bezit vrij te geven. Daarmee vul je de buitenste vorm van de eigendom op met een inhoud die haar saboteert, het absolute delen tussen de wezens. Belangrijk is hier niet het voorwerp dat gedeeld wordt maar zijn contingente modus, die steeds moet worden opgebouwd.

De orgie toont alleen dat seks niets is, niets méér te betekenen heeft dan een bepaald punt in de afstand tussen de lichamen.

Als ik de oude wereld moet definiëren, dan zeg ik dat de oude wereld een bepaalde manier is om affecten te verbinden met gebaren, en gebaren aan woorden, een sentimentele educatie, die we zonder verpinken naar de prullenmand verwijzen.

Als ik de orgie moet definiëren, zeg ik dat je een orgie hebt zodra iemand het verband tussen affecten en gebaren, en tussen affecten en woorden in de war brengt, en anderen hem volgen.

Wij proberen de liefde los te maken van alle bezit en alle identificatie, om eindelijk opnieuw te kunnen beminnen…

In elke omstandigheid zit er afstand tussen de lichamen. Geen ruimtelijke maar een ethische afstand, het verschil tussen de levensvormen. Begrippen zoals liefde en intimiteit zijn uitgevonden opdat we die afstand niet meer zouden omhelzen, opdat we er niet mee zouden kunnen spelen, opdat de lichamen niet met elkaar zouden kunnen dansen en samen een kunst van de afstand zouden ontwikkelen. Want alle afstand is nabijheid, en alle nabijheid is nog afstand.

Een bepaald idee van spel, gekoppeld aan de zekerheid dat we bouwen aan de Partij, houdt ons op gelijke afstand van het stel en van het smerige liberalisme.

Weet je, de Partij, dat zijn lichamen en plaatsen, lichamen die circuleren.

Vergeet niet dat we het communisme hebben gevonden op de bodem van wat ons scheidt. We konden niets meer delen dan wat we wilden delen.

Als je zin hebt, wil ik wel met jou aan de Partij bouwen, tenminste, als je vrij bent…