Een stem zegt: ‘We hebben zin.’ Over Zwerm van Peter Verhelst

Jeroen Theunissen over Peter Verhelst, Zwerm. Geschiedenis van de wereld (Prometheus, 2005)
Review essay uit Yang, 2006 nr. 2


Globaliseren

Zoals die ambitieuze maar gewoon gebleven Vlaamse jongens en meisjes tegenwoordig liedjes maken in een niet eens slecht Engels, en vol trots verkondigen dat ze hun nieuwe cd aan de andere kant van de oceaan hebben opgenomen, in de States meneer, omdat we nu eenmaal globaliseren, wij met z’n allen, zo ongeveer kiest Peter Verhelst in zijn magnum opus (of alvast: zijn Dikke Boek) Zwerm een op New York lijkende stad als setting. Dit boek is kosmopolitisch zoals pakweg Studio Brussel dat is. Weg met de kneuterige Vlaamse bescheidenheid! Weg met het provincialisme!! In tijden van globalisering kun je een meesterwerk moeilijk nog Het verdriet van België noemen, moet Verhelst gedacht hebben, je moet ambitieuzer durven zijn, en dus moet je jouw Dikke Boek de ondertitel ‘Geschiedenis van de wereld’ meegeven. Zoiets verkoopt goed. Men zal jou vergelijken met Louis Paul Boon, Hugo Claus of Ivo Michiels, en Bart Vervaeck zal een woordspeling maken: ‘Het verdriet van de wereld’.

Is die titel niet arrogant? Zo’n tweehonderd pagina’s in Zwerm komt de lezer van het Dikke Boek toch te weten waarom dergelijke megalomanie noodzakelijk is: ‘Je staat oog in oog met een boodschap’. Niet een boodschap, maar een boodschap, niet over dingen, maar over dingen. De mensen moeten dat weten. Want die dingen zijn eigenlijk virussen of mutanten, met kapitalistische trekjes (ze zetten ons aan te blijven kopen), die de mensheid in haar huidige vorm zullen opheffen, tot er uiteindelijk zin ontstaat. ‘De nieuwe mens zal viraal zijn, of zal niet zijn,’ lezen we op de profetische zwarte middenpagina’s. Fijnzinnige woordspelletjes volgen: de nieuwe mens heet ‘Homo Invictus Viralis’ (= HIV), de slogan is ‘je suis infecté, donc je suis’, het besluit gaat als volgt: ‘de mens is dood, lang leve de mens.’

Tot je ten slotte, na een vruchteloze zoektocht naar betekenis, naar inhoud, het Dikke Boek dichtklapt: ‘We denken: ik ben genaaid.

Er wordt in dit boek verwezen naar Vietnam en Irak, op een dermate geëxalteerde sensatietoon dat menige zichzelf kritisch noemende Amerikaan het zootje fantastisch zou vinden en oh my god een nacht niet zou slapen na de moeilijke contemplatie van zoveel onrechtvaardigheid. Ook de Vlaamse lezer, die dus intussen kosmopoliet is, en derhalve naar Amerikaanse cultuur luistert met af en toe tijd en ruimte voor salsa of tango, zal niet slapen.

Wij moeten het ons aantrekken. Getuige de volgende boeiende dialoog tussen criticus Bert Van Raemdonck en auteur Peter Verhelst: ‘”Sinds ik je boek gelezen heb, heb ik maar weinig nachtrust,” zeg ik. “Toen ik mijn boek schreef, had ik géén nachtrust,” zegt hij.’ [1]

In de posthistorie heeft iedereen het recht van de voorbije geschiedenis te genieten, die te hanteren en te kneden volgens goesting: een soort socialisme. Naar persoonlijke voorkeur of zelfs gewoon naar de stemming van het moment, kan de consument in de grabbelton van de historie kiezen tussen het schone, het sublieme, het vrolijke, het macabere, het tragische, het interessante etc. Ook mengvormen mogen. Ik neem een opsomming van Peter Sloterdijk over:  

Ze schrijven de geschiedenis van de menstruatie tijdens de Middeleeuwen; ze schrijven de geschiedenis van de projectielen, van de werpspeer uit de IJstijd tot en met de intercontinentale raket; ze schrijven de geschiedenis van de spuitbussenkunst en de gangsta rap; de geschiedenis van de tien grootste privé-vermogens op aarde; de geschiedenis van de illegale kopie sinds de opening van China; ze schrijven ook de geschiedenis van de lichaamsgerichte psychotherapie in Sauerland. Ze schrijven de geschiedenis van de plastics; de geschiedenis van de kritische bijdragen van Afro-Caribische intellectuelen aan het discours over Eurocentrisme; ze schrijven de geschiedenis van de vetzucht onder huisdieren in de VS vóór 11 september; de geschiedenis van de Nobelprijzen en de geschiedenis van de zoetstoffen. [2]

En wil het Dikke Boek zijn ambitie van Dikke Boek waarmaken, moet het dus een geschiedenis van de wereld zijn.

Dit is inderdaad belachelijk. En de ingrediënten waarmee Verhelst zijn geschiedeniscocktail shaket, kun je bezwaarlijk doordacht noemen. Ik neem deze keer een willekeurige opsomming van Frank Vande Veire over:  

Ik weet van Armenië, de Shoah, de Goelag, de Japanse kampen, de Culturele Revolutie, de Rode Khmer, Oost-Timor, Rwanda, Bosnië, Liberia, Kongo, Irak, ik weet van de gruwelen van imperialisme en kolonialisme, ik heb erover gelezen, ik heb tientallen documentaires gezien. [3]

Blijkbaar heeft Peter Verhelst toch minder in de boekjes of voor de buis gezeten dan de Gentse filosoof. Bijvoorbeeld Armenië, Rwanda, Goelag, Oost-Timor ontbreken in deze geschiedenis van de wereld. Van volledigheid kun je de auteur van het Dikke Boek niet verdenken.

Verhelst schotelt zijn lezer een vijftigtal bladzijden clichématig, barok Vietnamgedoe voor, waarin sprake is van ‘fundamentele dorst’, ‘zeer veel pijn’, ‘iemand de dood ontnemen ipv het leven laten’ of een eerste keer vogelgriep die overgaat van mens op mens en jawel mits de juiste mutatie een derde van de wereldbevolking bedreigt. Vervolgens krijgen we een portie Irak. Tussendoor is sprake van Deep Throat. En uiteraard verwachten we ook een holocaustoverlevende: meneer J of H, een van de engelen van Mengele. Een ander personage, Abel, is de zoon van Mengele. Verwijzingen naar Israël bij de vleet. Wat andersglobalisme. Vanzelfsprekend de WTC-torens. Ergens een leeggemaakte flard Derrida. En last but not least: bij de aantekeningen achteraan in het Dikke Boek vindt de lezer een hele resem namen die hij maar even moet googelen. Zo blijkt Carlo Giuliani, in de roman een surviver met een dozijn piercings en een rastakapsel, de kale en oorringloze andersglobalist te zijn die in 2001 in Genua door de politie brutaal vermoord werd; John Holmes, in de roman een special agent van de politie, was in het ware leven een pornoster; Phan Thi Kim Phuc, in de roman een moordgriet met bomberjack en tattoo, is in het ware leven het naakte, vluchtende meisje van de wereldberoemde Vietnamfoto. Etc. Niet aanwezig in Zwerm, maar het had gekund: Jean-Marie Pfaff, een neomarxist met sluik bruin haar tot op zijn schouders.

Dat Peter Verhelst zijn hoop nonsens, oppervlakkige spelletjes met de recente geschiedenis en halfslachtige, bombastische theorietjes de ondertitel ‘Geschiedenis van de wereld’ meegeeft, is eigenlijk een belediging voor iedere auteur die op een ernstige manier vanuit een doordacht historisch besef wil schrijven. Het historisch onderzoek waarop deze geschiedenis van de wereld is opgebouwd, geeft de indruk niet veel verder te reiken dan enkele avondjes googelen, een namiddag Wikipedia en een dagje Encarta. Is dat een schande?

Apocalyps

Het is iets te gemakkelijk om (beladen, ridicule, ergerlijke, radicaal onzelfkritische) profetieën over eindtijden zomaar als oninteressante nonsens aan de kant te schuiven omdat wij het nu eenmaal allemaal al gezien hebben, omdat er immers al millennia over eindtijden wordt geluld, en het er eigenlijk nooit echt van gekomen is.

Twee ondergangsfantasieën die ik onlangs las, zijn The Singularity Is Nearvan de Amerikaanse transhumanist en vrij geniale uitvinder Ray Kurzweil, en The Revenge of Gaia van de bejaarde wetenschapper James Lovelock, uitvinder van de Gaia-theorie en een boegbeeld van de groene beweging.

The Singularity Is Near kreeg de bombastische ondertitel ‘When Humans Transcend Biology’ mee. [4] Met een religieuze mengeling van hoop en angst, maar toch vooral hoop, beschrijft Kurzweil hoe in de loop van de eenentwintigste eeuw de mensheid een volgende, misschien definitieve stap in de biologische evolutie zal doormaken, de singulariteit:  

Just as a black hole in space dramatically alters the patterns of matter and energy accelerating toward its event horizon, the impending Singularity in our future is increasingly transforming every institution and aspect of human life, from sexuality to spirituality.

De gevolgen?

We will gain power over our fates. Our mortality will be in our own hands. (…) [O]ur intelligence will be trillions of trillions of times more powerful than unaided human intelligence.

Het resultaat? Kurzweil eindigt zijn betoog met de woorden: ‘It will continue until the entire universe is at our fingertips.’ Vermelding verdient dat enige waarom-vraag door Kurzweil niet behandeld wordt: het is nu eenmaal een noodzakelijkheid. Verhelst verwoordt die noodzakelijkheid als volgt, met – net als bij Kurzweil – een duidelijke verwijzing naar zwarte gaten: ‘De toekomst bestaat. De toekomst is een zwarte doos. Wie in de omgeving van de doos komt, wordt aangezogen, opgeslokt. Er is geen weg terug, dat is de essentie. Het Project is onverbiddelijk.’ Het is interessant hier een eerste keer naar Hannah Arendt te verwijzen. In haar studie over het totalitarisme liet zij niet na de overtuiging van de noodzaak van de in gang zijnde evolutie, en daarmee samenhangend de presentatie van ideologie als onfeilbaar wetenschappelijk inzicht, te benoemen als een van de basiskenmerken van totalitair denken: zo werd de uitroeiing van minderwaardige ‘rassen’ als Joden en zigeuners voorgesteld als onafwendbare uitkomst van een Darwiniaanse berekening.

Van een volledig andere orde dan The Singularity is Near is The Revenge of Gaia, het verontrustende nieuwe boek van James Lovelock. [5] Op provocerende wijze waarschuwt Lovelock ons voor de mogelijke apocalyptische gevolgen van het broeikaseffect:  

the evidence coming in from the watchers around the world brings news of an imminent shift in our climate towards one that could easily be described as Hell: so hot, so deadly that only a handful of the teeming billions now alive will survive.

Slik. Bijtend sarcasme spreekt uit het onderschrift bij een foto van een kaal Marsoppervlak: ‘Mars now, and what the earth will look like eventually.’ Hoewel het betoog van Lovelock bijlange zo transcendent niet is als dat van Kurzweil, herken je toch hier en daar enige naar licht enthousiasme neigende dubbelzinnigheid over de schoonheid in de wraak van Gaia.

Verhalen over eindtijden gedijen niet alleen onder getuigen van Jehova en moslimfundamentalisten. Het gevoel dat we aan het aftellen zijn naar een soort apocalyptische heerlijkheid of oerknalachtige ramp, naar een einde van wat dan ook, naar een perfecte schoonmaak of Grote Zuivering, en de mengeling van verlangen en afschuw die een dergelijke Endlösung met zich meebrengt, is een Groot Verhaal dat auteurs blijft fascineren, niet alleen omdat het een inherent psychologisch mechanisme betreft, een gevolg van een menselijk tekort en van onze weigering dat tekort te aanvaarden, maar zeker ook vanwege de maatschappelijke relevantie: het heersende kapitalisme en de verabsoluteerde vooruitgangswaan vertoont in zijn ondoordachte hang naar volmaaktheid wel degelijk totalitaire trekjes. Een auteur als Michel Houellebecq beschrijft die mechanismen met een mengeling van onderkoelde, pseudo-wetenschappelijke satire en romantisch onderzoek naar de mogelijkheid een nieuwe, betere posthumaniteit te creëren.

De stem die in Zwerm spreekt, is van een heel andere orde. Weliswaar lijkt ook hier met Schopenhauer alle menselijke leven lijden te zijn – getuige de vele, vaak geïsoleerde, pathetische uitdrukken van pijn – en moet de oude mens vervangen worden door een nieuwe (niet meer aan individualiteit en andere menselijke ongemakken lijdende) soort, van nuchtere analyse is bij Verhelst geen sprake. De geïmpliceerde, hysterische stem, die de lezer zeshonderdzesenzestig+ zes-of-zeven pagina’s lang wil overtuigen van een naderende, onafwendbare Apocalyps, doet denken aan die van een puberale nerd die naar de gevaarlijke, louterende schoonheid van het einde snakt, en daar op zijn persoonlijke website een pak bloedserieuze theorieën over afsteekt, doorspekt met pseudo-wetenschappelijke referenties, slecht geïnterpreteerde Nietzsche-citaten en profetische exclamaties. Ik vind deze constructie een legitieme keuze.

Parodie?

Kees ’t Hart eindigde zijn recensie over Zwerm in De Groene Amsterdammer met een mengeling van ironie en wanhoop: ‘Maar er is nog een mogelijkheid die me steeds reëler voorkwam. Deze gewoonlijk inventieve schrijver kreeg ineens genoeg van opgewonden literatuur die het zoekt in verhalende krachtpatserij en niets aan de verbeelding over wil laten. (…) Dus besloot hij tot het schrijven van een parodie die alle parodieën op dit genre overbodig moest maken. Wel knap om haar zo systematisch en zo uitputtend uit te werken.’ [6]

Inderdaad is het de vraag of de overvloed aan bombast, goedkope effectenjagerij en slecht proza, en eigenlijk het hele concept van een naar de Apocalyps (en zelfs nog iets verder) aftellende roman met ondertitel ‘Geschiedenis van de wereld’, geschreven door een auteur die met zijn eigen kale kop op het voorkaft staat, wel serieus te nemen valt. Is het door Arjen Fortuin in NRC Handelsblad aangehaalde gebrek aan zelfkritiek dat Verhelst op elke bladzijde van dit boek met veel brio tentoonspreidt, een postmoderne strategie?

Het is onmogelijk een uitputtende opsomming te geven van de immense massa kitsch die in Zwerm werd verwerkt. Enkele voorbeelden toch. Maatschappijkritiek is altijd inhoudsloos en gezwollen: ‘In deze tijden lijkt alles wat onbeheerd wordt achtergelaten op een bompakket’ of ‘de regering ontkent de feiten. De regering ontkent altijd de feiten.’ Wanneer personages tot flitsen van inzicht komen, gebeurt dat op een manier die ik in de tijd dat ik nog boeken over yoga las, al clichématig zou hebben gevonden: ‘alles heeft zijn plek en alles gebeurt precies op tijd’ of ‘Geen van beiden wil eraan denken dat de aarde rond is. Dat ze elkaar uiteindelijk opnieuw in de armen zullen lopen. Dat ze vanaf nu niet van elkaar weglopen, maar naar elkaar toe’ of ‘”We zijn allemaal figurant,” zegt Angel, “duizenden films, waarvan negenennegentig procent enkele dagen na onze verschijning wordt gewist en de rest na enkele keren nooit meer wordt bekeken. Elke dag opnieuw.”’ Ook wanneer de verteller zelf een terzijde invoegt, valt die niet direct op door fijnzinnigheid: ‘misschien put hij uit een lang vergeten oerbron om daarin de kracht te vinden om te herstellen’ of ‘Maar misschien zal alles toch anders lopen – misschien is regen niet nat.’ ‘Het leven is herhaling. Daar bestaan ongetwijfeld verhalen over.’ Dialogen – zeker als ze verrassend proberen te zijn – blijken amper goed genoeg: ‘Leef je nog.’ ‘Stop.’ Gemompeld verzet. ‘Ja, dus.’ of ‘Ook een goedemorgen.’ Wie is die vrouw? ‘Hoe heet u?’ ‘En u heet?’ ‘Zeer heet.’

Wanneer Verhelst bijvoorbeeld aan de hand van de snarentheorie, zwarte gaten of computertechnologie ontdekkingen en evoluties beschrijft die ‘de wetenschap zoals we die tot nu toe kenden’ of zelfs ‘alle kennis van het heelal’ in twijfel trekken, doet hij dat zonder veel wetenschappelijk inzicht ter zake, wat Frank Hellemans in Knack dan weer deed besluiten dat het over ‘amateuristische bespiegelingen’ en ‘autodidactisch geknutsel’ gaat. [7] Fouilleren wordt een soort verkrachting, een achtervolging gebeurt op muziek van Wagner, overal graancirkels en UFO-meldingen, een zwerver stapt uit een doos en ‘de hemel barst uit in gezangen.’ Ten slotte: op het moment dat de auteur er zelf het noorden bij verliest, werkt hij zijn zinnen gewoon niet af, laat een stelling direct volgen door een tegenstelling, vervalt in simplistische taalspelletjes of haalt zijn eigen woorden door: ‘Hoewel er momenten geweest zijn dat ik’.

Inhoudsloos? Het is duidelijk dat wie een modernistische leesstrategie op Zwerm toepast, zich op het einde – gesteld dat hij/zij het haalt – bedrogen, beledigd, verkocht zal voelen. Het lege effect, het gebrek aan subtiliteit, het oeverloze exces, de pathetische hulpkreet, de onzin tout court, en de verveling die door deze overkill onontkoombaar ontstaat, zijn de bouwstenen waarop Verhelst zijn aftelling naar de Apocalyps construeert. Dat is misschien logisch, want het eeuwenoude topos van een Apocalyps, hoezeer het ook nog altijd, en niet enkel in religie, optreedt, is op zich kitsch. In zijn studie Het postmodernisme in de Nederlandse en Vlaamse roman vermeldt Bart Vervaeck het ‘clichématige’ en de kitsch, die zodanig expliciet opgeroepen worden dat ze een zeer ironische bijklank krijgen, als een basiskenmerk van de postmoderne roman. [8] Verhelst toont en overdrijft, maar gereflecteerd over de gebeurtenissen wordt er niet of nauwelijks, en als het toch gebeurt, overstijgt de reflectie het belabberde niveau van het verhaal niet maar behoudt dezelfde kitscherige opdringerigheid als de gebeurtenissen zelf. Een aantal keren verwoordt Verhelst de postmoderne Heilige Graal zo expliciet dat die direct ook belachelijk wordt:

En je ingebouwde betekeniswil blijft toch alle parameters scannen. Alles wat je weet, breng je in stelling om het systeem te doorgronden, tegen beter weten in, en misschien is die beslissing zelfs metafysisch. De koppigheid om zin te willen vinden in iets wat zo manifest zin afwijst.

Zo zou dit boek een dubbele parodie kunnen zijn, niet enkel op eindtijdkitsch, maar direct ook op de destructieve neiging van een bepaald soort postmodernisme zelf.

Gezien de profetische ernst waarmee hij in interviews over de boodschap en het gewicht van zijn Dikke Boek spreekt, is het nog de vraag of Verhelst zelf doelbewust gepoogd heeft een dergelijke ultieme, uitputtende parodie te maken. Misschien is de hysterische stem die het verhaal vertelt, die pijn lijdt, die een wij-gevoel op weg naar het einde zoekt, en die de wereld aan een apocalyptische redding ten onder wil zien gaan, wel degelijk die van Verhelst. Misschien heeft hij een roeping als goeroe gemist. Niet dat het ertoe doet, maar in dat geval blijkt hij ook zichzelf geparodieerd te hebben.

Zwerm

Waarom fascineert dit boek vol kinderachtige stationsromantiek, Terminator-II-fijnzinnigheid, profetische kitsch en wetenschappelijk willen-maar-niet-kunnen? De amusementswaarde van Zwerm, zo hebben verschillende critici aangeduid, is laag. Het exces en het complete gebrek aan zelfkritiek zouden na een tijd onvermijdelijk tot verveling leiden. Bert Bultinck is de enige van die critici die een poging doet daarbij niet enkel negatief te oordelen: ‘Zoals gezegd is de grootste zwakte van Zwerm de verveling die vroeg of laat onvermijdelijk optreedt en de grootste sterkte de monomanie die die verveling veroorzaakt.’ [9] Bultinck lijkt hier te verwijzen naar een oud, misschien gewoon ouderwets, recept voor avant-gardistische en conceptuele kunst. Men kan denken aan Empire, Andy Warhols vierentwintig uur durende film van het Empire State Building. Of aan John Cage: ‘If something is boring after two minutes, try it for four. If still boring, then eight. Then sixteen. Then thirtytwo. Eventually one discovers that it is not boring at all.’

Er schuilt een onverbiddelijk systeem in de verveling die door Zwerm wordt opgewekt, en die ertoe leidt dat ik – ondanks alle ergernis, ondanks het feit dat het boek vaker niet dan wel entertaint (waarbij ook het fijne pijngevoel – volop aanwezig maar nergens op de lezer overgaand – als entertainment zou gelden) – ben blijven lezen. Bert Van Raemdonck noemde Zwerm een ‘lange, talige orgie’, wat in die zin klopt dat het bezwerende, lawaaierige ritme een mantra-achtig dreunen wordt, een soort Death Metal in taal. Uiteindelijk is dit boek mij liever dan Tongkat, waar de verschrikkelijke IJstijd – bijna even apocalyptisch – zo mooi en maniëristisch wordt opgeschreven dat het geheel mij te schadeloos blijkt. In Zwerm doet Verhelst geen moeite meer om de lezer te laten genieten.

Perfect in overeenstemming met de bombastische, maar uiteindelijk eentonige taal, is de regen aan verwijzingen naar de actualiteit, waaruit dit boek is opgebouwd. Verhelst samplet al wat hij tegenkomt, van 9/11 over andersglobalisme tot de ontdekking van de homo floresiensis een drietal jaar terug, en past het in zijn countdown in. De enige vorm van eenheid die hij in die mimetische beeldenregen aanbrengt, is de extreme verheviging, de apocalyptisch-panische toon. Niets, hoe banaal of momentgebonden ook, ontsnapt daaraan. Een flirt tussen twee collega’s krijgt eschatologische proporties. Een dame in een auto wordt een oerschreeuw. Wanneer een agent over een voortvluchtige zegt dat hij ontsnapt is, blijkt dit een zin te zijn die ‘als een snik in het heelal zal echoën’. Een streepjescode wordt via een onnozele dubbelzinnigheid het teken van de duivel.

In De menigte lassen Negri en Hardt een intermezzo in rond de intelligentie van zwermen: een aanval die ‘doet denken aan een zwerm vogels of insecten uit een horrorfilm, en lijkt te worden uitgevoerd door een menigte geesteloze aanvallers, onbekend, onduidelijk, onzichtbaar en onverwachts. Maar wie het netwerk van binnen bekijkt, ziet dat het wel degelijk georganiseerd, rationeel en creatief is. Het heeft “swarm intelligence”’. [10] Zoals afzonderlijke termieten niet over een hoge intelligentie beschikken, maar ‘de termietenzwerm een intelligent systeem zonder centraal bestuur’ vormt, zo zijn nogal wat scènes, profetieën, personages, gedachten en taalspelletjes in het Dikke Boek van belabberd niveau, maar gaat er van het geheel toch een dwingende, ontregelende kracht uit.

Niet toevallig kies ik een verwijzing naar deze belangrijke linkse denkers. Zwerm bevat een flinke scheut andersglobalisme, bijvoorbeeld – zoals vermeld – in de figuur van Carlo Giuliani. De moord op de Italiaanse manifestant in Genua wordt vrij realistisch beschreven; later in het boek leeft hij verder als een mutant met een rastakapsel. Verder herinneren verschillende scènes aan andersglobalistische manifestaties, en in interviews heeft Verhelst het niet nagelaten zijn sympathie voor de beweging te betuigen. Ook de messianistische stervenswoorden van meneer J, zo’n beetje de moraal van het verhaal, passen binnen dit kader. Het zijn tekstflarden die Verhelst plukte uit een interview van Lieven De Cauter met Jacques Derrida, en waarin Derrida duidelijk ook verwijst naar het andersglobalistische denken. [11]

Toch is de sympathie voor het andersglobalisme in Zwerm allesbehalve onproblematisch. Ook het andersglobalisme krijgt een macaber, uitgesproken totalitair, massahysterisch trekje: veeleer dan een ‘zwakke kracht’, een ‘messianiteit zonder messianisme’, een ‘geloof zonder religie’, zoals Derrida het verwoordde, blijken de jeugdige menigtes extatische groeperingen te zijn van individuen die vooral hun eigen persoonlijkheid willen zien verdwijnen in de opgehitste massa. Hitlerjugend meets Genua. Het is geen toeval dat meneer J, die de mooie woorden van Derrida in de mond krijgt gelegd, tegelijkertijd iemand is die uit de holocaustkampen – die hij overleefd heeft – veel geleerd zou hebben, en verder beschreven wordt als iemand met een ‘duidelijke tot zorgwekkende hang naar fabuleren’ en iemand die ‘realiteit van ideaal [kan] scheiden’ en een ‘handelaar in Angst’ is. Heel algemeen is in Verhelsts omgang met het andersglobalisme van protest, van een ‘andere’ ontwikkeling geen sprake meer; deze bewegingen van agerende jongeren worden heel eenvoudig ingepast in de overkoepelende, alles in zijn kracht meesleurende maalstroom.

Al die mensen maken deel uit van een groot verlangen, richtingloos nog, maar alvast op weg gezet. Ze hebben dingen opgevangen, gefluister, geruchten, en ze hebben er massaal gehoor aan gegeven. Allemaal hebben ze hun eigen beweegredenen, allemaal geven ze andere namen aan hun hunkering, maar ze maken deel uit van een en dezelfde stroom.

Totalitair

Al op een van de eerste bladzijden luidt het: ‘Je opent een deur, je komt in een rij terecht, voet voor voet. (…) We wandelen samen (…). Links, rechts, links, rechts.’ Spontaan denk ik er Duitse marsmuziek bij. Zwerm wemelt van de verwijzingen naar hoe individuen zichzelf opgeven om deel te worden van een dreunende of deinende mensenzee: ‘Nergens ben je anoniemer dan in de menigte.’ [12] Die massa bevindt zich in een van bovenaf opgelegde, naar voltooiing strevende, ontmenselijkte beweging. ‘Je doet wat moet worden gedaan/ Je maakt deel uit van een plan/alles wat je doet, maakt deel uit van het plan/En het plan is altijd groter dan je zelf bent.’

Ter vergelijking: Hannah Arendt merkt in The Origin of Totalitarianism op dat de totalitaire terreur ‘uit de velen Eén Mens [fabriceert], die onfeilbaar zal handelen, alsof hij één was met het verloop van de geschiedenis en de natuur.’ [13] Arendt ziet in ‘[d]e eigenaardige zelfloosheid van de massamens’ en ‘het verlangen naar anonimiteit, het verlangen om een nummer te zijn en alleen te functioneren als een radertje’ een basiselement van de totalitaire beweging.

Volgens Arendt hangt het ontstaan van totalitaire staten samen met het verlangen van de mens naar consistentie: ‘Wat de massa’s weigeren te erkennen, is de toevalligheid die de werkelijkheid doordringt.’ Wanneer mensen zich sociaal en/of spiritueel ontworteld voelen, geven zij hun realiteitszin en gezond verstand op voor een overkoepelend verhaal met een duidelijke samenhang, ook als dat verhaal de ultieme terreur in functie van een hogere orde incorporeert. De taak van de totalitaire propaganda bestaat er dan ook in om een fictie op te bouwen die ‘in staat is te wedijveren met de werkelijke wereld, waarvan de voornaamste handicap ligt in een gebrek aan logica, consistentie en organisatie.’ Dit is ongeveer wat Zwerm doet. Vanuit het met veel bombarie verkondigde beginpunt dat alles in de ‘geschiedenis van de wereld’ pijn, wanhoop en chaos is, moet een hogere, betere, gemuteerde, bovenmenselijke orde gecreëerd worden.

Vormtechnisch creëert Zwerm zijn duizendjarig rijk door de chaotische stroom van taal en beelden via de aftelling van 666 naar 0 (en nog wat verder) de impressie van een zeer duidelijke, alles overheersende consistentie op te leggen.

Doordat de hele roman het apocalyptische einde oproept, wordt de lezer ertoe aangezet de terroriserende massa verwarde nonsens en flauwiteiten waarmee hij onderweg bestookt wordt voor lief te nemen.

Ook dit laatste is een totalitair procédé. Omdat de totalitaire beweging, eens in gang gezet, niet stil mag vallen, moet ze haar onderdanen, in dit geval de lezers, constant ontregelen. Ironisch genoeg is het net door de constante, beangstigende verwarring die door compleet irrationele willekeur ontstaat, in de taal van de nazi’s ‘de nooit tot rust komende, dynamische ‘wil van de Führer’’ (Arendt), dat het vereiste persoonlijkheidsverlies bewerkstelligd wordt, en zo de premisse ontstaat voor het absolute geloof in de totalitaire fictie.

Toegegeven, het klinkt wat zwaar op de hand, maar het fascinerende Zwerm is mijns inziens een door en door totalitair boek (en misschien verklaart deze stelling ook de ongenuanceerde reacties). Zwerm eist een volledige overgave van de lezer, een opgave van elke distantie, zeg maar een persoonlijkheidsverlies in functie van de dreunende countdown naar de Apocalyps of Zeer Grote Zuivering vergelijkbaar met de onvoorwaardelijke loyaliteit die de totalitaire beweging van haar leden verwacht. Tegelijkertijd is dit boek, voor wie niet tot een dergelijke extreme opgave van kritische distantie in staat is, een ergerlijke, belachelijke, megalomane hoop leeghoofdige bombarie. Voor die laatste groep blijven dus twee mogelijkheden over: men legt het boek moe of kwaad aan de kant, of men vindt het een geslaagde, maar bij momenten nogal onleesbare parodie.


Noten
1 Bert Van Raemdonck. ‘Ik ben een homo met het virus. Over de Zwerm van Peter Verhelst in mij’, in Rekto:Verso van november-december 2005, p. 25-33.
2 Peter Sloterdijk. Het kristalpaleis. Een filosofie van de globalisering, vertaald door Hans Driessen, Boom/Sun, 2006, p. 180-181.

3 Frank Vande Veire, Neem en eet, dit is je lichaam. Fascinatie en intimidatie in de hedendaagse cultuur, Sun, Amsterdam, 2005, p. 17.

4 Ray Kurzweil, The Singularity Is Near. When Humans Transcend Biology, Viking Penguin, New York, 2005.

5 James Lovelock, The Revenge of Gaia. Why the Earth is Fighting Back – and How We Can Still Save Humanity, Penguin, London, 2006.

6 Kees ’t Hart, ‘Messanisme of parodie’, in: De Groene Amsterdammer nr. 40 van 2005.

7 Frank Hellemans, ‘Soldaat in een doodseskader, in: Knack van 21/9/2005.

8 Bart Vervaeck, Het postmodernisme in de Nederlandse en Vlaamse roman, Vantilt, Nijmegen en Brussel 1999, p. 24-26.

9 Bert Bultinck, ‘Een storm in een glas water’, in De Morgen, 5/10/2005.

10 Michael Hardt en Antonio Negri, De menigte. Oorlog en democratie in de nieuwe wereldorde, De Bezige Bij, Amsterdam, 2004, p. 104-105.

11 ‘Je dirais qu’aujourd’hui, une des incarnations, une des mises en acte de cette messianicité, de ce messianisme sans religion, je la trouverais dans les mouvements alter-mondialistes. (…) Bien que je ne sois pas un militant engagé dans ces mouvements-là, je mise sur la force faible de ces mouvements alter-mondialistes’. In: Lieven De Cauter, Pour une justice à venir. Entretien avec Jacques Derrida, op www.brusselstribunal.org.

12 Er is een duidelijk verschil tussen Verhelsts concept van een menigte en dat van Negri en Hardt. Terwijl de verdwijning in de zwerm of menigte bij Verhelst samenvalt met het verlies van de singuliere individualiteit met een verdinglijking, maken Negri en Hardt een duidelijk onderscheid tussen de zwerm, waarin individuele intelligentie niet geldt, en de complexere menigte, die op de andersglobaliseringsbewegingen van toepassing is: ‘Het zwermmodel veronderstelt dat alle handelende subjecten of onderdelen van de zwerm hetzelfde zijn en op zichzelf over weinig creativiteit beschikken. De zwermen die we nu in de nieuwe politieke netwerkorganisaties zien ontstaan, zijn daarentegen uit een menigte verschillende en creatieve handelende subjecten opgebouwd. Daardoor wint het model aanzienlijk aan complexiteit.’ (Negri en Hardt 105)

13 Hannah Arendt, Totalitarisme, inleiding, vertaling en glossarium door Remi Peeters en Dirk De Schutter, Boom, Amsterdam, 2005, p. 270.