You must find another shrubbery!

En uit het lawaai van de stilte werd nY geboren. Of hoe de ruis omtrent het nieuwe tijdschrift een haast ongrijpbare aanwezigheid creëerde. Was het nu of ni, en waai of en ipsilon, eerder Nieuwzuid dan yang, of omgekeerd of heel iets anders? Betekende de eerste shrubbery die we naar het voorbeeld van Monty Pythons knights who say nY verlangden een alternatief voor een Dietsche warande? Hoe nieuw was nY? Verwarring bleek de grootste gemene deler.

De ruis die rond het eerste nummer is ontstaan, vloekt niet met de inzet van het tijdschrift. Eerder dan een prettig te categoriseren onderneming is nY liever een stoorzender in de al te eentonige audiotheek. De verwijzing naar de knights who say… was dan ook niet louter op basis van belettering gekozen. Er zit iets in de prettig gestoorde aanpak van deze ridders, dat ons aanstaat. De literatuur(beschouwing) die we voorstaan, heeft veel weg van een absurde hinderlaag waarvan de betekenis noch in het heilige woord schuilt, noch in de nonsens waarin het is verpakt. nY, doesn’t that sum it all up?

De kwestie die in dit tweede nummer wordt verkend, sluit hierbij aan. ‘Noise is een concept waarvan de werking net zo grillig is als de inhoud die het wil conceptualiseren’, schrijft samensteller Bram Ieven in zijn inleiding. Noise zet met andere woorden de ongrijpbaarheid in om de verbinding met de werkelijkheid te behouden.

Ook het binnensmonds gemurmel over het klimaat waarin tijdschriften vandaag de dag tot stand moeten komen krijgt in dit nummer een sterke stem. Onze adviseur Dirk van Bastelaere buigt zich in Untagged onder meer over de vraag of de fusie van freespace Nieuwzuid en yang nu wel zo’n goed idee was. Want hoe je het ook wendt of keert, er is sinds de geboorte van nY één literair tijdschrift minder. Een onherroepelijke verschraling van het landschap, zo concludeert Van Bastelaere, die de kunst alleen ziet floreren en innoveren in een wereld met zo veel mogelijk diversiteit en onderlinge concurrentiemogelijkheden. Eén is in zijn ogen dus altijd minder dan twee. De firma nY zou de concurrerende vennootschappen yang en Nieuwzuid hebben opgegeten en aan (culturele) kapitaalvernietiging hebben gedaan. Misschien toch een wat voorbarige of idealistische constatering?

Dat één en één in onze optiek eerder drie wil worden, maakt dat we Van Bastelaeres terechte pleidooi voor meer powerplay in het letterenbeleid graag opnemen. Naar aanleiding van zijn analyse willen we een debat over het literaire middenveld lanceren op nY-web. Voorlopig nog even op het weblog (nytijdschrift.blogspot.com), maar binnenkort ook op de website.

In dit tweede nummer leest u buiten De kwestie onder meer nog poëzie over mannen en hun machines, proza over een vervaarlijke helderziende en beschouwingen over o.a. Vlaamse wij-gevoelens, Hollands engagement, Descartes’ passies, vernuftige vertaalprocédés, en, alweer, natuurlijk, koffie. Het beeldend werk werd geleverd door het duo Aline Bouvy / John Gillis.

Verder worden twee beloften uit nY #1 ingelost. De zift beperkt zich niet meer tot de boekhandel, maar bevat een bijdrage van theatermaker Pieter De Buysser. In zijn reflectie over de voor-elk-wat-wils-programmering van het Brusselse KunstenfestivaldesArts, waar hij dit jaar zelf te gast was, voegt hij een kritische stem aan dit pluriforme nummer toe.

De gast is binnen en sluit de komende drie nummers af. Elisabeth Tonnard krijgt de rest van deze jaargang carte blanche om haar per experiment gevonden teksten te presenteren. Zij woont en werkt afwisselend in Nederland en Amerika, doet onderzoek naar nieuwe visuele literatuur, en werd genomineerd voor de Hugues C. Pernathprijs 2009. Haar eerste bijdrage bezorgt meteen de verlangde shrubbery, al blijkt het een verboden plek: ‘Hij mag niet in de tuin. Hij mag niet. / We kunnen het niet hebben.’