nY #24 is verschenen

Onlangs verschenen, op papier en digitaal:

 

front nY 24 back nY 24

Inhoudsopgave en bestelinformatie

 

Weerzin

 

Na drie keer 250 pagina’s literatuur, kritiek en amusement (resp. nrs. 23, 22, 21) sluit nY zijn zesde jaargang qua omvang bescheidener af, maar minstens zo brutaal gebekt. Dwars tegen prestatiegericht beleid in, met efficiency en groter publiek als alpha- en omegaville, blijft ons parool: werelden scheppen, uitwegen zoeken, tijd maken – speurend naar brandbaar kreupelhout. ‘Sprokkelnummers’ heten onze afleveringen zonder thema op voorhand. Dat moge sprookjesachtig armetierig klinken, ook nu weer leidde het tot straatwijze, vulgaire of ronduit ranzige teksten. In de goede traditie van de Extra Dunne Eindejaars-nY confronteren de gebundelde bijdragen ons met het weerzinwekkende.

Zo is met elk van de vijf spontane poëzie-inzendingen wel iets onfris aan de hand.

Voeten: in een lang leerdicht richt Daniël Bras de aandacht op wat Georges Bataille als ons abjectste lichaamsdeel zag: ‘in veel culturen leeft afkeer / van dit deel van het geraamte / met als gevolg dat een minderheid / zich aangetrokken voelt fetisjisme / is als een ziekelijke aandoening onbehandelbaar’.

Een dode rat: zo ligt Boekarest erbij in een niet veel korter gedicht van de Roemeense dichter Ruxandra Novac. Vanzelfsprekend vertaald door Jan H. Mysjkin licht ze de stadse zelfkant door. Een verdronken hond drijft stroomafwaarts ‘op de rivier, in de zon’. In feite wil zij geld, wil zij geld.

Vissenvoer: daartoe verwordt het anonieme ‘wij’ in een nieuw apocalyptisch project van Jess de Gruyter. We publiceren hier de eerste twee delen, die in hoog tempo de smerigste uithoeken van de geschiedenis aandoen, puur om er geweest te zijn: ‘de hardnekkige wil om te verdwijnen / of te veranderen in iets levenloos: // het melkwegstelsel / in het schuim op mijn koffie.’

Oude lijken: in haar reeks ‘notities [koude mijn]’ gaat Marwin Vos ondergronds en stuit al direct op dode, doorkankerde lichamen. Al gauw blijkt daar ook een geopolitiek luchtje aan te zitten: ‘later, in een toevallig gesprek tussen de vloeibare bergen had Rumsfeld zich met zijn onbekende onbekenden daarbij aangesloten’. 

Necrophilia: daarvan wordt Peter Wullen beschuldigd in het eerste van zijn ‘4 poems’. Geschreven in het Engels, zette Leen Huet ze om in niet veel netter Nederlands: ‘dit was een belangrijke les het leerde me dat elk van ons een / psychische grens / heeft’.

In zijn nieuwe proza stiefelt Koen Sels excentrisch door Antwerpen, allerminst doelloos want met dit goede voornemen: ‘meer plaats te maken voor het lulligste en het normaalste, voor die complexe, niet parafraseerbare willekeur van de allerbanaalste werkelijkheid, voor mensen die gewoon een koffie drinken, een gewone koffie drinken’.

Niet zonder verwantschap sluit Frank Keizer zijn jaar als Gast af met een mobiel essay on what he’s been reading. Vanuit de VS evalueert hij literatuur die hem aanspoort het schaamteloze en vulgaire in zijn eigen schrijven toe te laten: ‘een nieuw soort nevenschikkend schrijven. Hoe kan ik me deze vulgariteit weer toe-eigenen?’

In aansluiting op nY #20 over ‘stem’ in de poëzie, neemt dichter Jan-Willem Anker zijn collega, generatiegenoot en concurrent Erik Jan Harmens de maat. Hij peilt de waarachtigheid achter Harmens’ schreeuw om een god die hem uit de beklemming van Markt en Burgerij moet bevrijden. Vond hij gehoor?

De kunstenaarsbijdrage in dit nummer is van Gerard Herman. In zijn tekenwerk is de humor – of beter, de lach – onlosmakelijk verbonden met de schriftuur. Onder andere de strip wordt ‘opgeheven’, dus zowel afgelost als verder ontwikkeld, in een experimenterend beeld/tekst-werk dat scherp en affectief becommentarieert, en tegelijk de eigen verlorenheid affirmeert. De lach, en zeker haar intensiteit, wordt heimelijk bepaald door de gebroken spiegel, de onbehaaglijke onbepaaldheid van de schriftuur – een lach omdat er zich iets al te serieus afspeelt.

Eind 2014 nam Koen Sels het redactiesecretariaat uit handen van Iannis Goerlandt – die met glimmende sporen aan de laars naar het CC doorschuift. Begin 2015 wordt Keizer opgevolgd door een vooralsnog onbekende, maar zeker avontuurlijke nieuwe Gast. 

À la prochaine dus, maar niet nadat we u sterk aanbevelen Nico Carpentier te volgen in zijn grondige speurtocht op het verscheurde eiland Cyprus. Met fotografisch bewijsmateriaal toont hij hoe twee nationalistische discoursen elkaar daar bekampen via de kunst van de standbeeldenpolitiek. Als kortsluitende Europese natie stond het geval Cyprus zeker in 2014 niet op zichzelf.