Martelaarsdiss. Mohammed Bouyeri en de poëtica van de gangsta rapper

Over de afscheidsbrief van Mohammed Bouyeri, de moordenaar van Theo van Gogh. Essay uit nY#5 (2010), een nummer over radicale poëtica’s.

 


Bouyeri

 

Op 2 november 2004 werd filmregisseur, auteur en mediapersoonlijkheid Theo van Gogh het slachtoffer van een eigenaardige variant op de drive-by shooting. Mohammed Bouyeri nam, vanaf zijn fiets, de eveneens fietsende Van Gogh onder vuur. Nadat hij de vluchtende Van Gogh met acht schoten gedood had, sneed hij met een groot mes diens keel door. Vervolgens plantte hij dat mes in de borst van Van Gogh en stak hij met een kleiner mes een open brief aan Tweede Kamerlid Ayaan Hirsi Ali en een afscheidsgedicht getiteld ‘In bloed gedoopt’ op het lichaam van de filmmaker.

Uit het gedicht blijkt duidelijk dat Bouyeri niet de intentie had om zijn dichterscarrière na deze eerste publicatie een vervolg te geven. ‘Dit is dan mijn laatste woord …’ luidt zijn beginregel. Bouyeri stelt zich in zijn eerste strofe voor hoe hij met ‘[politie]kogels doorboord’ de martelaarsdood sterft. In de vier daarop volgende strofen richt hij zich achtereenvolgens tot ‘de vechter’ (zijn medestrijders voor Allah), ‘de vijand’, ‘de hypocrieten’ en zijn ‘broeders en zusters’. De positiebepaling is daarbij voorspelbaar: de vechters houdt Bouyeri het paradijs voor, de vijand zal de dood vinden en de hypocrieten moeten kiezen tussen sterven of zwijgen. De broeders en zusters zijn de aanspreekvorm die Bouyeri gebruikt om zijn leven en zijn gedicht af te sluiten.

Het gedicht is misschien voorspelbaar, toch kunnen we het niet zomaar terzijde schuiven als de krukkige  rijmelarij van een gestoorde moslimextremist. De vorm van het gedicht laat een onverwachte, maar  betekenisvolle referentie zien aan de gangsta rap. Meer bepaald lijkt dit gedicht verdacht veel op een ‘diss’, een vorm van verbaal vechten die in hiphop tot het standaardrepertoire behoort.

 

Disrespect

 

Rivaliteit tussen rappers bestaat al sinds de geboorte van de hiphop, ergens in de jaren zeventig van de vorige eeuw in New York. MC’s rapten over de beats die de dj’s uit hun draaitafels pompten. Wanneer verschillende crews met elkaar het podium deelden, ontstond er al snel een traditie van geïmproviseerd bekvechten op rijm: de battles. Degene met de beste skills, de beste rapper dus, die met de snedigste beledigingen en de inventiefste taalspelletjes kwam, legde de ander het zwijgen op.

De diss (van disrespect) is de naam die gegeven werd aan dat onderdeel van het ritueel dat zich richtte op het neerhalen van de tegenstander. Het werd gebruikelijk om deze gevechten middels disses off stage voort te zetten. De inzet daarbij is hoog, zoals het beste voorbeeld van een effectieve diss song duidelijk maakt: met ‘The Bridge Is Over’ van Boogie Down Productions maakte de ene MC (KRS -One) resoluut een einde aan de carrière van de andere (MC Shan van Juice Crew). Inzet van de battle was het dispuut over de vraag in welke New Yorkse borough de oorsprong van hiphop lag: in The Bronx of in Queens.

Met de opkomst van de gangsta rap, eind jaren tachtig, wordt de disscultuur grimmiger. Gangsta is een verregaande radicalisering (tot in het absurde, kan de lezer eventueel toevoegen, afhankelijk van zijn waardering voor het fenomeen) van de regels van de hiphopcultuur. Als persona is de gangsta rapper een genadeloze persiflage op het systeem dat hem onderdrukt: een selfmade man die alleen de regels van het entrepreneurschap onderkent en alles in termen van strijd en concurrentie beschouwt. Hij profileert zichzelf het liefst als pooier en drugsdealer: een handelaar in genotsmiddelen voor wie financiële winst prevaleert boven wet en moraal. De tragische kant van de medaille is natuurlijk dat deze beroepskeuze uit noodzaak voortkomt: veel andere perspectieven zijn er (in de populaire opvatting althans) niet. Alleen binnen het kapitalistisch systeem, maar buiten de wet, kunnen deze jonge, veelal zwarte mannen overleven.

Het is niet verbazingwekkend dat de verbale diss tussen 2Pac (Tupac Amaru Shakur) en The Notorious B.I.G. (Christopher George Latore Wallace) midden jaren negentig ontaardde in grof geweld, waarbij beide rappers uiteindelijk in een drive-by shooting de dood vonden.[1] Beiden laten in hun werk een obsessie met de eigen dood zien. De twee albums van The Notorious B.I.G. heetten Ready to Die en Life after Death. Dat laatste album werd – een zeldzaam staaltje iconiciteit – postuum uitgebracht.

In Nederland overtrad de Haagse formatie DHC (Den Haag Connection) in 2003[2] op een heel andere manier de regels van het dissen. In hun ‘Hirsi Ali diss’ pakten ze het toenmalig Tweede Kamerlid aan alsof het een concurrerende MC betrof. Dat Hirsi Ali in het idioom dat DHC hanteert  sowieso al monddood is (ze is immers geen rapper) en dat het battle-element hier dus volledig afwezig is, was blijkbaar geen probleem. Sterker nog, de ‘Hirsi Ali diss’ moet het hebben van zulke belabberde rhymes dat het onwaarschijnlijk is dat DHC enige battle met welke rapper dan ook gewonnen zou hebben. Regels als ‘Ben bezig met het voorbereiden van een liquidatie bomba aktie tegen Hirsi Ali, / Dat is mijn reactie voor de onrust die ze zaait op de televisie / Praten over integratie het heeft geen zin want je blijft een ziekelijke irritatie / Voor jouw vaginale complicatie bestaat geen vaccinatie of ander medicijn’ (gelieve naar eigen smaak en behoefte sic’s toe te voegen) zijn mijlenver verwijderd van de verbale virtuositeit van KRS -One, The Notorious B.I.G. of 2Pac.

 

Een gemeenschappelijke vijand

 

Artistiek verwaarloosbaar of niet, het geweld dat uit een dergelijke radicale diss spreekt, valt nog moeilijk als beeldspraak te kwalificeren. Het maakt het lastig om zelfs aan het meest amateuristische gerijmel voorbij te gaan. De originele regels van de gangsta rap lijken immers niet meer te gelden en dit soort disses hebben ondertussen een geheel andere pretext gekregen. Zoveel heeft het dichterlijke debuut van Bouyeri wel duidelijk gemaakt.

Mohammed Bouyeri zoekt in zijn tekst naar het dwingende eindrijm met volle nadruk dat zo kenmerkend is voor hiphop, al slaagt hij daar niet altijd in. Zie hoe het rijm de syntaxis beïnvloedt in de regels die Bouyeri richt tot de vijand, maar let ook op hoe hij typografisch de nadruk op de rijmwoorden legt: alsof de lezer ze moet declameren met extra accent:

Al ga je over de hele wereld op Tour …
De dood is je op de Loer …
Op de hielen gezeten door de Ridders van de DOOD …
Die de straten kleuren met Rood.

Interessant is ook dat de vijand (al dan niet door het rijm daartoe gedwongen) niet vlucht, maar op tournee gaat. Het lijkt wel alsof de vijand een artiest is. De manier waarop Bouyeri zijn vijanden het zwijgen oplegt, door hen te intimideren en te commanderen, is ook afgekeken van de diss. De aanspreekvorm ‘broeders en zusters’ uit de een-na-laatste regel lijkt me een letterlijke vertaling van het ‘brother’ en ‘sister’ waarmee rappers gelijkgestemden aanspreken. Deze aanspreekvorm wortelt zelf dan weer in de zwarte burgerrechtenbeweging en stamt dus duidelijk uit een activistisch emancipatorisch discours.

Dat Bouyeri zich deels uitdrukt in een taal die door een urbane etnische minderheid in de Verenigde Staten ontwikkeld is, verbaast tegelijk wel en niet. De overeenkomst is duidelijk: veel zwarten uit de slechte wijken van New York ervaren, net als radicale Arabische moslims, het blanke Amerika als de onderdrukker. Bouyeri bevindt zich als Marokkaanse, islamitische Amsterdammer op het snijvlak van deze groepen. Waar gangsta’s echter de normen van hun onderdrukkers (hedonisme, kapitalisme) radicaliseren, wijzen extremistische moslims deze juist categorisch af. Bouyeri probeert zich als een zuivere, niet door het westen aangetaste moslim te gedragen, maar zijn discours is deels geworteld in de taal van een subcultuur die het kapitalisme weliswaar op een subversieve manier inzet, maar slechts voor een hedonistisch ideaal. De gangsta rap die hem voor een belangrijk deel van verbale munitie voorziet, raakt met andere woorden nooit los van het systeem dat Bouyerie zegt te verafschuwen.

Deze ongerijmdheid laat zich overal in de woorden en de daad van Bouyeri zien. In zijn eerste strofe wenst hij zichzelf de martelaarsdood. Maar waar de Palestijnse zelfmoordenaars en de kapers van elf september in hun eigen geweld, samen met hun slachtoffers ten onder gaan, hoopt Bouyeri op een kogelregen uit politiegeweren – meer op de dood van een gangster[3] in een Hollywoodfilm dan op die van een zelfmoordterrorist dus. De manier waarop Bouyeri zijn moord pleegt, is een Nederlandse (fietsende) variant van de drive-by shooting. Pas na de dood van zijn slachtoffer brengt Bouyeri op het lichaam van Van Gogh, wanneer hij hem de hals doorsnijdt en het mes met de brieven in zijn borst plant, de tekens van zijn islamitische overtuiging aan.

Mohammed Bouyeri’s persona gaat ten onder aan interne tegenstrijdigheden: een gangsta in een djellaba, een terrorist op de fiets, een moslim die het Nederlands beter beheerst dan het Arabisch. Uit zijn gedicht spreekt vooral onmacht om zich op een coherente manier uit te drukken. Bouyeri vermengt elementen van hiphop en beelden uit gangsterfilms met referenties aan de Koran en Allah. Deze hybride moet prachtige poëzie kunnen opleveren, maar daarvoor wijzen Bouyeri’s matige vormvastheid en krukkige taalgebruik te zeer op een gebrek aan taalbeheersing en inzicht in zijn eigen referenties. In de regels ‘Hij [Allah] geeft je de Tuin… / In plaats van het aardse puin’ stelt Bouyeri bovendien de eenheid van het leven na de dood voor als een remedie tegen de aardse versplintering (het puin). Daarmee spreekt hij zich uit tegen de versplintering die zijn tekst laat zien!

 

Pervers

 

In ‘The perverse subject of politics: Lacan as a reader of Mohammed Bouyeri’ stelt Slavoj Žižek dat in Bouyeri’s open brief aan Hirsi Ali de dood voorgesteld wordt als het enige dat de waarheid en de leugen van elkaar kan scheiden.[4] ‘[F]rom “If you are truthful, you should not fear death”, [Bouyeri] passes to “If you wish death, you are truthful”.’[5] Deze redenering lezen we zowel in de brief als in het gedicht van MC Mohammed B. In zijn gedicht sterft Bouyeri, maar zijn medestrijders zullen blijven doden. Hij is dus zowel brenger van de waarheid, als degene die aan de waarheid getoetst wordt. Žižek noemt Bouyeri pervers, omdat hij zijn gespletenheid op de ander projecteert. In het concept van de Tahweed (uit de tweede strofe) komen de goddelijke eenheid en de waarheid samen. Bij Bouyeri is Tahweed overduidelijk verbonden met de dood: de ‘boom van Tahweed’ smacht naar het bloed van de vechters. De dood is de waarheid die de eenheid is. In zijn rol als brenger van de dood ziet Bouyeri zichzelf als volmaakt en dus ongespleten, terwijl zijn vijanden zich  identificeren met het aardse (dat puin is) of zich laten ontmaskeren als ‘hypocrieten’; figuren derhalve die niet ‘heel’ zijn. Tegelijkertijd echter verlangt Bouyeri naar de heelheidbrengende dood, wat erop duidt dat hij  ichzelf tóch als gespleten ervaart.

Hierboven gaf ik al aan dat Bouyeri’s gedicht blijk geeft van een subject dat verscheurd wordt door de taal waarin hij zich moet uitdrukken: waar hij zich in zijn actie radicaal afzet tegen de westerse wereld, spreekt hij de taal van de gangsta rapper en het totaal doorgedraaide kapitalisme. Hij is een volstrekt machteloos subject dat in geen enkele taal thuis is en dat alleen een schijn van volmaaktheid kan vinden in de dood. Daarmee dringt de vraag zich op in hoeverre Bouyeri een moslimterrorist genoemd kan worden. De islam is slechts onderdeel van zijn symbolenwereld. Dat Bouyeri dit deel dominant wenst te maken over de rest, moet ons er niet van weerhouden onder ogen te zien dat zijn gedicht wijst op een hoogst explosieve cocktail van radicale discoursen. Gangsta rap is een cultuur die uit een onderdrukte etnische onderklasse geboren is. De manier waarop die cultuur zich verzet tegen die onderdrukking, is echter niet te rijmen met de islamitische theologie van Bouyeri.

 

I don’t wanna die, God tell me why

 

The Notorious B.I.G. is in zijn werk haast evenveel bezig met zijn eigen dood als Bouyeri. Zijn debuutalbum eindigt met de song ‘Suicidal Thoughts’, waarin zijn karakter zelfmoord pleegt. Maar behalve een intense doodswens spreekt uit de teksten van The Notorious B.I.G. ook een onuitroeibare will to live. Hij blijft koppig zijn zinloze leven leiden, als een ultieme provocatie, een spiegel van de samenleving die hem tot uitschot maakt.

De gave van het woord maakt dit mogelijk: uit allerlei disparate bronnen maken rappers telkens opnieuw hun eigen taal. In de battle blijkt dat wie de taal het best beheerst, gehoord wordt. De gangsta’s hebben dit ritueel zo op de spits gedreven, dat het gevecht van het podium naar de straat is gegaan en dat de woorden kogels zijn geworden. De waarheid lag oorspronkelijk echter in de woorden van de winnaar, niet in de dood van de verliezer, zoals bij Bouyeri. Slechts als hij zijn vijanden met geweld de mond snoert, kunnen zijn woorden waarheid worden. Een poëticale opvatting die het woord zo serieus neemt dat de wereld veranderd dient te worden om het woord werkelijkheid te maken.[6]

Hier overlappen gangsta rap en moslimextremisme. Het is ironisch dat 2Pac en The Notorious B.I.G. in hun drang om te overleven elkaars dodelijke slachtoffers geworden zijn en dat Bouyeri, die het liefst van alles sterven wilde, zijn dichterlijke personage heeft overleefd. De vraag of Bouyeri zijn radicale poëtica afgekeken heeft van Osama Bin Laden dan wel van The Notorious B.I.G., is nog onbeantwoord.

 

Noten


[1] Shakur werd op 7 september 1996 met vier kogels geraakt en overleed aan zijn verwondingen op 13 september. The Notorious B.I.G. werd in de eerste uren van 9 maart 1997 doodgeschoten. Beide moorden zijn overigens onopgelost, dus de vraag hoe (en zelfs of) deze moorden met de onderlinge rivaliteit van de rappers te maken hadden, is niet met zekerheid te beantwoorden.

[2] Het nummer werd in 2004 bekend, nadat actualiteitenprogramma NOVA er op 29 juni van dat jaar een reportage over maakte.

[3] Om begripsverwarring te voorkomen: ‘gangster’ is iets anders dan ‘gangsta’. In de gangsta rapper zijn elementen van de gangster aanwezig, maar dan ingebed in een Afro-Amerikaans discours.

[4] Overigens is het de vraag of Bouyeri de auteur is van de open brief, die ondertekend is met ‘Saifu Deen alMuwahhied’. Žižek schrijft de brief wel volledig aan Bouyeri toe. Getuige de inzet die hij toont voor de ideologie die in de brief wordt uiteengezet, is dat terecht te noemen.

[5] Žižek, ‘The perverse subject of politics’, in: How to read Lacan, Londen, 2006, p. 109. Frank Vande Veire signaleert in ‘Op goede voet met de dood. Over Bouyeri, Picabia, Danneels, Christus en anderen’ (in: yang, jg. 44, nr. 3 (2008), p. 507-521) deze ‘perverse logica’ eveneens.

[6] Erik Spinoy heeft het in zijn proefschrift over een ‘sublieme offereconomie’, een verlangen om een Idee in het bestaande te representeren. ‘Aangezien deze idee geen presenteerbaar object heeft, is de enige manier waarop ze gepresenteerd kan worden negatief: door het bestaande (de ‘zinnelijkheid’) geweld aan te doen en te vernietigen.’ (Twee handen in het lege: Paul van Ostaijen en de esthetica van het verhevene (Kant, Lyotard), ongepubliceerd, 1994, p. 123)